Verticale waarde-circulatie

Horizontale geld-circulatie en verticale waarde-circulatie
Jan JC Saal

Dit artikel is als pdf te downloaden, waarbij de tekeningen er wel in staan.

Wanneer we de maatschappij als één geheel beschouwen, zonder geledingen,
kunnen we nooit tot een goed begrip van de economie, waarde en geld komen. We moeten een onderscheid gaan maken tussen verschillende levensgebieden,
zoals: het natuurlijk leven, het economisch leven, het rechtsleven en het
culturele leven. Alleen op zichzelf aangewezen zou het economisch leven in het
geheel niet kunnen bestaan. Aan de ene kant wordt het economisch leven
namelijk begrensd door de natuur en aan de andere kant door het rechts leven.
Ik besef, dat het aanwijzen van deze grenzen nog niet zo veel kan zeggen, zonder
op de aard van die levensgebieden en die grenzen nader in te gaan. Dit zal ik
dan ook in het navolgende proberen te doen.

In het normale dagelijkse leven heeft de mens met deze verschillende
levensgebieden te maken, die we het culturele leven, het rechts leven, het
economisch leven en het natuurlijk leven kunnen noemen, zonder dat hem dat
opvalt of stoort. Wanneer hij echter persoonlijk invloed op deze gebieden wil
gaan uitoefenen, of wetmatigheden van deze gebieden wil onderzoeken, is het
van groot belang om ze van elkaar te kunnen onderscheiden. Wat in het ene
gebied gezond is en goed werkt, is in het andere gebied vaak ongezond en werkt
dan negatief.
Zo kunnen we allereerst het ‘natuurlijke’ levensgebied onderscheiden van het
economische gebied. Het natuurlijke leven is het gebied waar de aarde, plant en
dier leven. Wanneer de mens niet direct aan dat leven deelneemt, ontstaat op
aarde een eigen evenwicht van soorten planten en dieren, een zogenaamd
‘ecologisch evenwicht’, dat op een bepaalde manier in stand blijft. De
complexiteit van dergelijke evenwichten op kleinere en grotere schaal, wordt ons
in de huidige tijd steeds duidelijker, vooral doordat het zo moeilijk blijkt om
verstoringen van zo’n evenwicht te herstellen.
De mens kan volledig onderdeel van dit evenwicht zijn, zoals bijvoorbeeld het
geval is bij primitieve stammen of culturen. Men leeft dan van hetgeen de
natuur biedt en vormt zelf een natuurlijke schakel in het evenwicht. Zodra
echter de mens planten teelt of dieren fokt die voor de handel bestemd zijn, dus
niet alleen voor de levensbehoeften van de mens zelf of zijn directe familie,
wordt het ecologisch evenwicht verstoord en wordt tevens het gebied van het
economisch leven betreden. Het gebied van het economisch leven grenst dus aan
het gebied van het natuurlijk leven.
In deze gebieden heersen echter volkomen verschillende wetmatigheden.
Zo voltrekt zich het natuurlijk leven voornamelijk zonder toedoen van de mens.
De mens kan daarin wel regelend optreden, maar hij kan het leven niet
scheppen. Een boom groeit tot boom zonder toedoen van de mens.
Het leven in het economisch gebied kan zich echter niet zonder het toedoen van
de mens voltrekken. Planken worden nooit een tafel, wanneer de mens deze niet
samenvoegt, oftewel wanneer de mens niet handelend, vervaardigend optreedt.
Wanneer de mens in het economisch leven stopt met handelen, dan sterft het
economisch leven. Wanneer de mens stopt met handelen in het natuurlijk leven,
dan leeft het natuurlijk leven gewoon verder. Het handelen van de mens in het
natuurlijk leven brengt vaak dood en verderf met zich mee voor plant en dier.
Op boerderijen bijvoorbeeld is het bevorderen van de groei vrijwel uitsluitend
gericht op de oogst. Alleen wanneer we uiterst nauwkeurig handelen binnen het
natuurlijk leven, kan dit leven voortbestaan en zelfs bevorderd worden. Zo zien
we het boerenbedrijf eigenlijk op de grens tussen het natuurlijk en het
economisch leven functioneert. Wanneer we van het boerenbedrijf te veel
economisch leven maken, door te veel te handelen, te veel in te grijpen in de
natuur, dan ontstaat vervuiling en bio-industrie en daardoor dood en verderf.
Wanneer we te weinig handelen en binnen het boerenbedrijf dus te veel
natuurlijk leven de kans geven, dan ontstaat een verliesgevende situatie dus een
economisch slecht lopend bedrijf. De boer bewaakt het evenwicht tussen de
natuur en de economie en is daarmee een soort grenswachter van zowel het
economisch levensgebied als ook het natuurlijk levensgebied.
Er zijn nog meer grenswachten aan deze kant van het economisch leven.
Wanneer we delfstoffen uit de aarde winnen en/of afvalstoffen in het natuurlijk
milieu lozen, wordt eveneens de grens overschreden. Het economisch leven
breekt dan door het natuurlijk leven heen en grijpt direct in de aarde in.
Mensen en bedrijven die zich hiermee bezig houden hebben eveneens een
functie als grenswacht tussen natuur en economie. Het is dan ook niet zo
verwonderlijk, dat wanneer bij deze processen weinig rekening wordt gehouden
met het op de aarde aanwezige leven uit deze processen veel ziekte, dood en
milieuschade tevoorschijn komt.

tekening

De mens is de schakel, die het natuurlijk leven met het economisch leven
verbindt, door in eerste instantie voedingsmiddelen te verbouwen, die niet voor
hemzelf bestemd zijn, en die vervolgens te verhandelen. Geschiedkundig is de
ruilhandel ook de vorm waarin een economisch leven voor het eerst optreedt.
Het is ook de handel die het mogelijk heeft gemaakt dat veel later een
industrialisatieproces kon optreden, waarmee het economisch leven pas
werkelijk kracht heeft gekregen. Het economisch leven kwam hierdoor los te
staan van het natuurlijk leven en er werd directer en dieper in de aarde
ingegrepen. Voordat het echter zo ver was, deed eerst het geld zijn intrede.
Oorspronkelijk wordt het geld vanuit de geestelijke leiders van volken
geïntroduceerd. Vanuit de tempels is het geld als goud ingevoerd in de
samenleving. Later is dit goud vervangen door respectievelijk zilver, brons, ijzer,
nikkel en papier. Inmiddels is bij het girale geld het papier verdwenen en
spreken we van plastic geld met betrekking tot betaalpasjes. Door het geld werd
een ruilhandel over veel grotere afstand en tijd mogelijk.
Wanneer we geschiedkundig vervolgen welke producten verhandeld werden,
kunnen we aan deze producten een zekere ontwikkeling van het economisch
leven waarnemen. Hierbij kan dan tevens de eigen kwaliteit van het economisch
leven steeds verder verhelderd worden, namelijk “Het produceren, verhandelen
voedingsmiddelen
grondstoffen
en consumeren van goederen en diensten”. Wanneer we het hergebruik van
grondstoffen hierbij betrekken, zien we een cyclisch proces ontstaan.
Productie — handel — consumptie — hergebruik — productie — handel enz.

tekening

Ook in de natuur bestaat een cyclische proces tussen leven en dood. Dit proces
maakt het in principe mogelijk dat generaties mensen, eeuwenlang op de aarde
kunnen leven. Doordat de weefsels van plant, dier en mens weer vergaan, is de
aarde in de loop der tijd nog niet veranderd in een grote vuilnisbelt van
organische materialen, die het gevolg zijn van de groei van levende organismen.
In de huidige tijd zien we, dat dit cyclische karakter door de mens doorbroken
wordt, doordat in het economisch leven materialen worden vervaardigd, die niet
door de natuur kunnen worden afgebroken. Daar waar het cyclische karakter
wordt doorbroken, ontstaat in de natuur de milieuproblematiek. We worden dus
als mens opgeroepen, om door hergebruik van deze moeilijk afbreekbare
materialen het cyclische proces, dat in de natuur aanwezig is, in het economisch
leven na te bootsen, waarbij het er natuurlijk wel iets anders uit komt te zien.
De kwaliteit die heerst in het natuurlijk leven kan gekarakteriseerd worden met
groei en verval, met leven en dood. De kwaliteit van het economisch leven kan
gekarakteriseerd worden met vervaardigen en verbruiken, met produceren en
consumeren. Voedingsmiddelen en grondstoffen worden vanuit het natuurlijk
leven het economisch leven binnen gebracht, terwijl organisch afval en
anorganisch afval, door verrotten, corrosie en slijtage, vanuit het economisch
leven terugvallen in het natuurlijk leven.

tekening

Bij nauwkeurige bestudering van het economisch leven, kunnen we in de
geproduceerde — verhandelde — geconsumeerde goederen twee belangrijke
soorten van elkaar onderscheiden.
-Aan de ene kant voedingsmiddelen en grondstoffen, die hun waarde ontlenen
aan het feit, dat ze geconsumeerd of verbruikt kunnen worden. Ze worden meer
waardevol, naarmate ze meer geschikt zijn voor consumptie of verbruik.
Een klaargemaakte maaltijd is bijvoorbeeld meer waard dan een kilo ongedopte
erwten. Een plaat staal is meer waard dan een berg ijzererts. Een belangrijk stuk
van economische arbeid bestaat dan ook uit het steeds meer consumptie- of
verbruiks-geschikt maken van deze voedingsmiddelen en grondstoffen. Zodra ze
niet meer voor consumptie geschikt zijn (bederfelijke waar) verliezen zij hun
waarde.
-Aan de andere kant kennen we machines en investeringsgoederen die hun
waarde ontlenen aan het feit dat ze niet geconsumeerd of fysiek verbruikt
kunnen worden. Het zijn meer gebruiksgoederen dan verbruiksgoederen. We
kunnen ook het geld zien als gebruiksmiddel. In de groep van gebruiksgoederen
is dat geld het minst aan slijtage of verbruik onderhevig en bevindt zich in het
economisch leven qua aard dan ook polair tegenover de voedingsmiddelen, die
daar het meest aan onderhevig zijn.
De bovengrens van het economisch leven wordt dan ook aangegeven door het
geld, en de ondergrens door voedingsmiddelen.
Het geld kan daardoor een brugfunctie tussen het economisch leven en het
rechts leven vervullen. Dan verandert het van koopgeld in leen- of contractgeld.
Zolang het geld als koopgeld, als ruilmiddel, functioneert, maakt het nog deel uit
van het economisch leven. Zodra echter het geld wordt gespaard of uitgeleend,
verandert het van aard en gaat het deel uitmaken van het rechts leven.

tekening

Langzaam maar zeker treedt het economisch leven ons steeds helderder voor
ogen, als een proces dat door mensen wordt voltrokken. Vanaf de aarde worden
grondstoffen en voedingsmiddelen dit proces binnengevoerd. Een belangrijk
deel van de voedingstoffen wordt direct geconsumeerd en dus weer afgebroken.
Hierdoor is de mens als wezen in staat om aan het economisch proces verder te
werken. Dit werken bestaat uit het omvormen van voedingsmiddelen en
grondstoffen, zodanig dat hun waarde toeneemt doordat er betere
mogelijkheden ontstaan voor verbruik en/of gebruik. Planken worden tafels,
aardbeien worden ingeblikt of klaargemaakt. Gedurende dit omvormingsproces
ontstaat afval, hetgeen weer terugvalt aan de natuur en eventueel weer als
grondstof kan worden aangeboden.

Koopgeld
Bij elke transactie tussen verkoper en koper wordt de waarde vastgesteld en in
geld betaald. Als de prijs in de transactie wordt vastgesteld en met geld wordt
betaald, noemen we dat koopgeld. Normaal gesproken, wanneer mensen uit vrije
wil aan het economisch proces deelnemen en koop/verkoop transacties
uitvoeren, wordt ook bij handelstransacties waarde toegevoegd. Immers de koper
heeft liever het product dan de geldwaarde en de verkoper heeft liever de
geldwaarde dan het product. Beiden maken dus winst bij een handelstransactie,
die in geld kan worden uitgedrukt.
Het is interessant dat in een verlies— en winstrekening dit proces precies wordt
beschreven. Winst betekent daarbij dat er meer geproduceerd dan
geconsumeerd of afgebroken wordt, verlies andersom. Een verlies- en
winstrekening is dus een koopgeld-overzicht.

tekening

In het economische circulatieproces krijgt geld zijn waarde als koopgeld, doordat
het als tegenwaarde van voedingsmiddelen, producten, diensten en
investeringsgoederen gebruikt wordt.
Deze waarde is bij voedingsmiddelen gekoppeld aan de natuur, zolang de
voedingsmiddelen nog niet verkocht zijn. Tijdens de verkoop wordt de waarde
overgedragen op het geld, waarna de waarde los kan komen te staan van de
natuur en een kwaliteit op zich kan worden, in geld uitgedrukt. Het geld gaat
dus waarde dragen, wanneer het in kooptransacties wordt gebruikt. Daarna kan
later deze waarde met behulp van het geld overgebracht worden in het
rechtsgebied, als leengeld. Anders geformuleerd kun je zeggen, dat de natuur
door het economisch leven sterft in het geld en weer opstaat in de waarde. De
waarde als concreet fenomeen kan dan het rechts leven worden binnen gevoerd,
om daar ten dienste te kunnen komen van mensen met capaciteiten en met
vermogens. Dan komen we bij het leengeld

Leengeld
Hoe onderscheiden we nu de grens tussen het economisch leven en het rechts
leven? Dat is niet zo moeilijk als het lijkt, omdat rechten en plichten van mensen
duidelijk verschillen van de handelingen die mensen verrichten die economische
effecten veroorzaken. Het eigendomsrecht op een auto is eenvoudig te
onderscheiden van het gebruik van een auto. Het feit dat iemand zich eigenaar
kan noemen is een rechtsverhouding op zich. Wanneer de eigenaar iemand
anders is als de gebruiker, ontstaat er een andere rechtsverhouding tussen deze
twee, die bijvoorbeeld de verplichting tot het betalen van huur veroorzaakt. Het
betalen van huur is dus geen tegenwaarde meer van een product, dienst of goed,
maar een tegenwaarde van een gebruiksrecht. Daar waar geld een tegenwaarde
wordt van een recht, maakt het deel uit van het rechts leven, waarmee tevens de
ondergrens van het rechts leven is aangegeven. Het is interessant dat deze grens
tussen het economisch leven en het rechts leven exact wordt beschreven in een
balans, wanneer we tenminste ook de debiteuren en deelnemingen op de
passieve kant van de balans plaatsen.

tekening

We zien dus het economisch leven geplaatst tussen twee velden, die elk hun
invloed op dit economisch leven uitoefenen. De ondergrens van het economisch
leven wordt gevormd door het natuurrijk. Daar waar dit rijk zijn invloed op het
economisch leven uitoefent, ontstaan grondstoffen, handelswaar en bederf.
Goederen worden waren, zodra ze in het economisch leven worden opgenomen.
De bovengrens van het economisch leven wordt gevormd door het rechts leven.
Daar waar het rechts leven zijn invloed uitoefent, ontstaan eigendomsrechten en
ontstaan ook kapitaalsrechten en ‘waarde—dragers’, zoals geld en
vermogenstitels. Als derde veld naast het economisch leven kan de mens zelf
worden gezien. Daar waar de mens zijn invloed op het economisch leven
uitoefent, ontstaan arbeid, consumptie en productie.
Omgekeerd oefent het economisch leven op zijn beurt invloed uit op de
aangrenzende gebieden.
De invloed van het economisch leven op de natuur veroorzaakt afval.
De invloed op het rechts leven veroorzaakt ‘waarde — rechten’ oftewel
vermogensrechten.
De invloed op de mens tenslotte veroorzaakt vermoeidheid, zingeving en
behoeftebevrediging.

tekening

Op dit punt is het goed om te wijzen op de inzichten en vaardigheden van
mensen, die op hun beurt via de menselijke arbeid invloed uitoefenen op het
economisch leven. Zonder inzichten en vaardigheden kunnen we niet aktief
worden in het economisch leven. Omgekeerd kunnen ervaringen in het
economisch leven via het denken invloed uitoefenen op de inzichten en
vaardigheden van een mens. Inzichten en vaardigheden grenzen dus niet direct
aan het economisch leven, maar indirect. De ontwikkeling van vaardigheden en
inzichten maakt deel uit van een volgend levensgebied, namelijk het culturele
leven.
Wanneer we nu vanuit de aarde gezien de verschillende levensgebieden in een
schema neerzetten, kan daarin worden aangegeven dat in het economisch leven
de aardematerie wordt omgevormd tot waarde. Deze waarde kan via het rechts
leven worden bewaard en verplaatst. Via kredietverlening en ontsparing kan de
waarde weer teruggebracht worden in het economisch leven. Het is echter ook
mogelijk om in het rechts leven een omvormingsproces waar te nemen van
materiële waarden in relationele waarden, hetgeen zijn aangrijpingspunten vindt
in zekerheden en risico’s, die onvermijdelijk met leningen en menselijke
verhoudingen gepaard gaan.
In het rechtsleven zijn namelijk twee belangrijke soorten vermogenstitels te
onderscheiden, te weten: risico-dragende en risico-mijdende vermogenstitels.
Deze twee soorten zijn polair en wel zo dat de risico-mijdende de ondergrens
vormen en de risico-dragende de bovengrens. Normaal gesproken zullen mensen
proberen om zoveel mogelijk hun vermogen in risico-mijdende vermogenstitels
onder te brengen of zelfs (via speculatie) in eigendomsrechten die in waarde
stijgen. Een zeker risico is echter niet te vermijden. Slechts door onkunde en
vanuit idealen worden in het algemeen risico’s genomen. Wanneer een risico
zich realiseert, wordt een werkelijke waardevermindering veroorzaakt van
vermogenstitels.
Dus via risico-mijdende vermogenstitels wordt de waarde van een vermogen
vermeerderd door rente- en/of dividendbetalingen en via risico-dragende
vermogenstitels wordt de waarde van een vermogen soms verminderd, doordat
potentiële risico’s zich realiseren. Banken zijn instituten in het rechtsleven die
zich vooral bezighouden met risico mijdende zaken, zoal sparen en lenen.
Verzekeringen hebben zich op de risico’s gericht en zijn instituten geworden in
het rechtsleven die de risicovolle zaken behandelen. Zij houden zich bezich mert
deelnemingen en verzekeringen.
Al die vermogenstitels die in het rechtsleven worden gebruikt zijn eigenlijk
contracten die rechten verlenen op kapitaalsgoederen in het economisch leven
of op waarden die in het economisch leven worden gecreëerd. In eerste instantie
wordt leengeld dan ook gebruikt om te investeren in gebouwen, machines enz.
die zowel gemaakt worden in het economisch leven, alsook weer ingezet worden

tekening

in het economisch leven. Daardoor treedt een versnelling op van het economisch
leven, doordat die investeringen de productiviteit in het economisch leven vaak
sterk verhogen. Die versnelling in het economisch leven heeft tot gevolg dat er
meer winsten worden gemaakt. Die winsten worden weer afgevoerd, met behulp
van geld, naar het rechtsleven, via rente, aflossing en winstuitkeringen. Daarmee
wordt meer vermogen gevormd, dat weer geïnvesteerd wordt, waardoor het
economisch leven verder versneld wordt. Zo ontstaat een spiraal, waarbij steeds
meer waarde in het rechtsleven terecht komt en steeds meer investeringen in het
economisch leven worden gedaan. Door overschot aan vermogen in het
rechtsleven ontstaan zowel de handel in aandelen en andere vermogenstitels, als
ook het fenomeen dat steeds risicovoller geïnvesteerd zal worden. Met de handel
in aandelen en vermogenstitels ontstaat er een soort economisch leven in het
rechtsleven. Deze contracten worden dan financiële producten genoemd en men
maakt winst met de handel in die producten. De aard van de winst is echter
totaal verschillend van de winst die in het economisch leven wordt gemaakt. Er
is niet echt voor gewerkt en je zou het dan ook schijnwaarde kunnen nemen die
daarbij ontstaat.
Door dit ontstaan van schijnwaarden en door het toenemende risicovolle
investeren komt de waardevoorraad in het rechtsleven in een soort
bubbeltoestand terecht. De waarden in het rechtsleven kunnen daarbij zeer snel
toenemen, maar door een crisis vervolgens weer net zo snel verloren gaan.
Zonder maatregelen zal hierdoor vanuit het rechtsleven crisis na crisis ontstaan.
De recente kredietcrisis zal worden opgevolgd door grotere crises. Eigenlijk is
dus het te veel aan bubbel-waarden in het rechtsleven een maatschappelijk
ziekmakend proces. De waarden kunnen niet terug naar het economisch leven,
omdat ze daar inflatie veroorzaken. Ze kunnen ook niet in het rechtsleven
blijven, omdat daar crises veroorzaken. Ze moeten dus als schenkgeld naar het
culturele leven.

Schenkgeld
De uiterste grenzen van de polaire kwaliteiten zekerheid en risico brengen ons
aan de grenzen van de aansluitende levensgebieden van het rechtsleven. De
uiterste grens van risico nemen is het wegschenken van geld. Het risico van
waardevermindering wordt dan een zekere waardevermindering. Schenkgeld
vormt daarmee de basis van het culturele leven. De uiterste grens van risico
vermijden, is de relatie met een andere mens vermijden. Dit kunnen we doen
door bijvoorbeeld zelf een huis te kopen in plaats van het verstrekken van een
risico-mijdende hypothecaire lening. Dit uiterste brengt ons over de grens van
het economisch-leven, omdat we daarmee een activa bezitten in plaats van een
vermogens-titel, zoals te zien is bij de balans.
De ontvanger van het schenkgeld kan zich met andere zaken bezighouden dan
het verdienen van geld (economisch leven) en het terugbetalen van een lening of
het onderhouden van een relatie (rechts leven). Met behulp van het schenkgeld
kan hij zich toch in zijn levensonderhoud voorzien. Hij doet dat vooral door eten
en drinken te kopen en huur te betalen. Via het kopen van eten en drinken
brengt hij het geld als tegenwaarde in de onderste regionen van het economisch
leven. Via het betalen van huur brengt hij het geld in het rechts leven terug.
Verticale waarde-circulatie
Geleidelijk hebben we nu een zogenaamde verticale waarde-circulatie
gekarakteriseerd. Het geld krijgt waarde in het economisch leven. Via het rechts
leven wordt door leningen en deelname die waarde, die voor personen of
instellingen in het economisch leven op enig moment niet of niet direct
toepasbaar is, verplaatst naar mensen met potentiële capaciteiten die daardoor
de gelegenheid kunnen krijgen om hun capaciteiten toe te passen in het
economisch leven met behulp van investeringen.
Voorzover ook in dit rechts leven door betrokkenen op enig moment geen
mogelijkheden worden gezien voor een vruchtbare inzet van waarden, kan het
overtollige deel als schenkgeld zijn waarde verliezen, waarbij de mogelijkheid
van opleiding en ontwikkeling wordt gecreëerd voor diegenen die het
schenkgeld ontvangen. Deze laatste brengen het geld weer terug in het
economisch leven door het kopen van voedingsmiddelen, producten en
diensten, waarbij het als koopgeld nieuwe waarde opneemt in het economisch
leven. Via deze weg vernieuwt de waarde zich door actualisering in het
economisch leven.
Voorzover bijvoorbeeld huur, rente en aflossing wordt betaald vloeit het geld
terug in het rechts leven, hetgeen feitelijk geen verjonging inhoudt maar een
verplaatsing naar de eigenaren van de vermogenstitels. Daarmee wordt het te
veel aan waarde in het rechtsleven niet geconsumeerd en blijft gewoon bestaan.
Een gezond maatschappelijk leven komt tot stand wanneer de waarde die
geproduceerd wordt in het economisch leven uiteindelijk via consumptie,
verplaatsing en schenkingen weer uit het economisch leven verdwijnt, waarbij
het rechts leven hulpmiddel is, waar waarden ook langere tijd bewaard kunnen
worden. Een soort opslagplaats van waarden waarbij die waarden over tijd,

tekening

ruimte en personen verplaatst kunnen worden. De hoeveelheid waarden die als
koopgeld in het economisch leven functioneert, moet in verhouding blijven met
de transacties die in het economisch leven worden afgesloten. Het gaat dan om
een stromingsbegrip: geld/tijdseenheid.
De voorraad waarden in het rechtsleven mag ook niet te groot worden in relatie
tot investeringsmogelijkheden en de capaciteiten van ondernemende mensen die
aanwezig zijn. Daar gaat het dus om een hoeveelheid krediet per ondernemer of
per onderneming.
Wanneer waarde onvoldoende wordt geconsumeerd, gaat het overschot aan
waarde storend werken. In het economisch leven veroorzaakt ze dan
bijvoorbeeld inflatie of slechte product-kwaliteit. In het rechts leven veroorzaakt
een overschot bijvoorbeeld schuldproblemen of zeer risicovolle en ethisch
aanvechtbare leningen.
Voor een adequate aanpak van maatschappelijke problemen is het van groot
belang dat de waarheid van deze beschrijving wordt ingezien. Eerst dan wordt
het mogelijk om de bestaande problemen op een menselijke wijze te benaderen
en aan te pakken. Dan kan worden begrepen dat bijvoorbeeld rente op leningen
op zichzelf niet schadelijk hoeft te zijn, als er maar voldoende leengeld wordt
omgezet in schenkgeld. Dat hoge winsten niet schadelijk hoeven te zijn, als maar
wordt gelet op het niet onverantwoord ophopen van waarde bij mensen die daar
geen doelstellingen mee hebben, bij mensen die het onvoldoende omzette in
leengeld of schenkgeld. Ook het handelen in aandelen hoeft op zich niet
schadelijk te zijn, wanneer het maar met mate gebeurt en wanneer voorkomen
wordt dat te veel schijnwaarden ontstaan. Dat kan bijvoorbeeld door
beleggingswinsten te belasten, terwijl ze nu meestal onbelast in het rechtsleven
blijven werken. Ook zou het interessant kunnen zijn om te onderzoeken hoe
voorkomen kan worden dat schijnwinsten economisch gebruikt kunnen worden,
zonder dat ze als schenkgeld bij behoeftige, zich ontwikkelde mensen
terechtgekomen zijn.
Kerngedachte is dus, dat de wereld niet gezien moet worden als een grote soep,
waarin zich afzonderlijke processen afspelen, maar dat er een zekere ordening
bestaat, die in lagen en levensgebieden is opgebouwd. Het economisch leven
vormt een bepaalde laag in deze ordening en is begrensd door andere lagen.
Elke laag op zich heeft zijn eigen wetmatigheden en dient dan ook afgeschermd
te zijn van andere lagen. Aan de andere kant bestaat er wel een zekere
uitwisseling tussen de lagen. waarbij bij elke overgang het uitgewisselde van
hoedanigheid veranderd. Geld is bij dit geheel de transporteur van waarden. Het
geld haalt de waarden op in het economisch leven, als koopgeld, en
transporteert de waarde naar het rechtsleven, als leengeld, en naar het culturele
leven, als schenkgeld. De economisch wetenschap moet er op gericht zijn om die
geldstromen te onderzoeken en de gevolgen in kaart te brengen. De politiek
moet er op gericht zijn dat de partijen die die stromen beïnvloeden niet
crimineel zijn en niet alleen hun eigenbelang nastreven. Pas dan kan er
verbetering ontstaan, waarbij crises kunnen worden voorkomen en waarbij
mensen een menswaardig bestaan krijgen door zich te ontwikkelen en de
ontwikkelde vermogens weer dienstbaar te maken in het economisch leven.

Dan zal echter ook de regel van Adam Smit niet meer helemaal opgaan: De
economie gaat het beste wanneer mensen hun eigen behoeftes nastreven en hun
eigen belangen behartigen, terwijl een onzichtbare hand het geheel ordent.

Dan komt ook de regel van Rudolf Steiner aan de orde: Het zal in een
gemeenschap van mensen beter gaan, naarmate de enkeling de resultaten van
zijn prestaties minder opeist, dat wil zeggen naarmate zijn behoeftes meer door
prestaties van anderen worden vervuld.

oktober 2010