Het christelijke gesprek
door Jan Saal
Wanneer ik in mijn eigen leven terugkijk, dan is het gesprek voor mij altijd al een item geweest. Van kinds af aan was het vraagstuk: hoe kom ik met mensen in gesprek? Hoe kom ik met mijn ouders in gesprek? Hoe kom ik met mijn leerkrachten in gesprek? Ik herinner mij daarvan nog gesprekken, waar ik uiterst gefrustreerd ben uitgekomen, omdat het geen gesprek was, omdat je gewoon iets toegesmeten kreeg, omdat er niet naar je geluisterd werd.
De vraag is: hoe kan een gesprek er eigenlijk uitzien? En kunnen we een gesprek ook zien in het licht van de Christus-kracht?
De Emmaüsgangers
Wanneer ik daarop in ga, dan kom ik bij de Emmaüsgangers. Die waren met elkaar in gesprek na de opstanding van Christus. Er mengde zich iets in dat gesprek en zij hadden het niet door. Pas na een zekere tijd, merkten ze opeens: de Christus-kracht heeft zich in ons gesprek gemengd. We hebben het niet gezien, want Hij was niet zichtbaar op dat moment, maar als we terugkijken op ons gesprek, dan hebben we ervaren dat de Christus-kracht daarin aanwezig was.
Wanneer de Christus-kracht zich in een gesprek manifesteert, hoe neem je dat waar? Dat kun je waarnemen als emotie, je komt uit een gesprek en je bent geëmotioneerd. Dan denk je: waarom eigenlijk, het was gewoon een goed gesprek. Maar aan die emotie kun je waarnemen dat er iets extra’s in het gesprek aanwezig was dat die emotie bracht. En dat kwam omdat je ‘Christus werkzaamheid’ ervaarde.
Christus waarnemen in het etherische? Wat voor voorstelling hebben we daar eigenlijk van? De ether-wereld is een levenswereld. Daar beweegt alles. Als Christus in het etherische opstaat en zichtbaar wordt, dan is Hij zichtbaar in de beweging. Zo kan in de beweging van een gesprek Christus zichtbaar worden.
Christus-kracht in mij
Hoe verloopt een gesprek? Dat is dan heel belangrijk om te onderzoeken. Wat gebeurt er? Wat voor gevoelens worden er allemaal gewekt? Hoe komen de woorden achtereenvolgens tot stand? Vormkrachten helpen daarbij. Ik probeer bij mezelf te bestuderen hoe dat eigenlijk gaat. Als ik wat te zeggen heb, hoe zeg ik dat dan? Weet ik een seconde van tevoren wat ik ga zeggen? Nee, eigenlijk weet ik dat niet. Ik weet wel waarover ik het ga hebben, maar wat ik precies ga zeggen, weet ik eigenlijk niet. Dat komt in mij op vanuit een heel complex aan gevoelens en ideeën en bedoelingen; in het proces van het gesprek zeg ik dan bepaalde woorden. Daar heb ik dan bedoelingen mee en die bedoelingen die werken in wat er gaat gebeuren. De Nederlandse taal in mij werkt naar wat er gaat gebeuren. De opvattingen die ik heb over allerlei zaken, die werken in wat ik ga zeggen. En zo kan het gebeuren, dat ik van seconde tot seconde niet weet wat ik ga zeggen, en toch kan ik een samenhangend verhaal houden. Daar staan vorm en beweging de hele tijd met elkaar in verband.
Hoe kan het toch dat ik een samenhangend gesprek kan voeren, wanneer het allemaal innerlijk zo in beweging is en zo ontzettend flexibel is? Wat moet ik dan doen als mens om die Christus-kracht in mij daar de ruimte te geven?
En dan merk je op dat in het Nieuwe Testament allerlei uitspraken staan, die je daarbij als hulpmiddel kunt gebruiken. Wanneer Christus bijvoorbeeld zegt: ‘Niet om mij maar om U Vader’, dan neemt Hij daarbij een heel bepaalde houding aan. En wanneer je met zo’n houding een gesprek ingaat – het gaat niet om mij, maar om de zaak, om het vraagstuk, om die ander – dan is dat een heel belangrijke ingang voor een goed gesprek. Deze houding opent de ruimte voor de Christus-kracht. Gaat het wel om mij, dan word ik egoïstisch op die manier, dan gaat de deur dicht. Dan kan Hij er niet zijn en dan komen de tegenkrachten boven. Die vormen ook een belangrijk element in een gesprek, wat je je niet zomaar altijd realiseert.
Verzoekingen
Daarvoor kunnen we naar de doop in de Jordaan kijken, dan zien we dat bij de doop de Christus-kracht in het lichaam van Jezus komt en het eerste wat daarna gebeurt is de ‘verzoekingen in de woestijn’. In de woestijn wordt Hij op drie manieren in verleiding gebracht.
De eerste verleiding: ‘Dit alles zal ik u geven als u mij aanbidt.’ Wat zegt zo’n luciferisch wezen daar eigenlijk? ‘Als je niet je eigen doelstelling volgt, maar mij (Lucifer) volgt, dus uit jezelf gaat, niet jezelf bent, dan zal ik je dit allemaal geven’! Lucifer kan dat echter niet geven. Het is een verleiding van waarheid naar onwaarheid.
En dan is er de tweede verzoeking: ‘Maak van deze stenen brood.’ Wat zegt daar dat ahrimanische wezen dan eigenlijk? ‘Ik weet als ahrimanisch wezen, dat de mensen brood moeten eten, maar we hebben alleen maar stenen; dat kun je zien als de bestaande materiële werkelijkheid!’
In mijn visie wordt daar door de ahrimanische verleiding de tijd eruit gehaald. Want je kunt niet zomaar van stenen brood maken. Stenen kun je niet eten. Maar wanneer je de tijd zou nemen en de stenen zou vergruizen en je zou daar een zaadkorreltje in gooien, waaruit dan graan zou kunnen groeien, dat graan kun je nemen en malen en dan bakken. Dan zou je wel degelijk brood kunnen eten. Maar niet alleen van die stenen. En dus geeft Christus het antwoord: ‘Een mens leeft niet van brood alleen.’ Het brood moet ontstaan uit het proces waarin de etherkrachten hun werk doen.
En dan heb je de derde verzoeking: ‘Laat u van de tinnen van de tempel vallen. Uw engelen zullen u opvangen!’ Het typische van die verzoeking is, dat die Christus als het ware aanspreekt alsof Hij nog geen fysiek lichaam had. Want zonder fysiek lichaam was dit natuurlijk niet zo moeilijk. Dus eigenlijk luidt de verzoeking: ik spreek je aan op wie je was en niet op wie je nu bent. Dan zegt Christus: Ga weg Satan, want ge zult de heer uw god niet in verzoeking brengen.
De tegenkrachten in het gesprek
Dit zijn drie krachten die in een gesprek zomaar tevoorschijn kunnen komen. Wanneer je een gesprek ingaat met een gedachte – bijvoorbeeld uit een psychologieboek of zo – en vanuit die gedachten ga je met mensen spreken, dan is dat een soort luciferische verleiding. Wees jezelf in een gesprek, wees eerlijk, wees open, ga van jezelf uit. Dan kan een gesprek goed gaan.
De tweede verleiding is het onoplosbare: hoe kom ik uit een gesprek? Ik ga het gesprek aan maar ik vind het te moeilijk. Hoe kan ik er weer goed uitkomen? Het ligt als een steen voor je, waarin ogenschijnlijk geen opening te vinden is. Dan blijkt, dat de kortste weg uit de problemen altijd is: er dwars doorheen gaan. Wanneer je het vraagstuk waarover het gaat op een respectvolle manier aan kunt spreken, met respect voor de ander, respect voor je eigen ideeën en respect voor de situatie waarin je beiden verkeert, met die houding kan een echt gesprek tot stand komen. En dan ontstaat de tijd waarin dat wat onoplosbaar leek toch een weg kan gaan, een weg die soms verbazingwekkend kan zijn. `Ik ben het gesprek ingegaan met het idee dat het eigenlijk niks zou kunnen worden, maar nu kom ik het gesprek uit en ik ben eigenlijk erg gelukkig. Ik ben blij dat ik het aangegaan ben, dat het gebeurd is en dat het gedaan is.’ Ik ben door dat gesprek anders tegen de situatie aan gaan kijken.
En de derde kracht is, dat je vertrouwen moet hebben in het mens-zijn, in het mens-zijn van jezelf en het mens-zijn van de ander. Je kunt altijd een beroep doen op het algemeen menselijke, op de mens in ontwikkeling. Dus niet een mens die ooit iets gedacht of gedaan heeft en daarna hetzelfde is gebleven, maar een mens die in ontwikkeling is, die kan zeggen: ‘Ja, dat heb ik daarom gedaan.’ Of: ‘Ik heb me vergist, maar het is fout afgelopen. Ik had het heel anders gedacht, ik werd gedwongen zus of zo.’ Er kan van alles aan de hand zijn of geweest zijn dat in zo’n gesprek ter sprake kan komen, maar zo dat de ontwikkeling een kans krijgt. En dat je een mens, of jezelf, niet vastpint op de ervaringen die je met hem hebt gehad. Die ervaringen zijn wel het uitgangspunt, zonder die ervaringen had je dat gesprek sowieso niet gehad, maar het verleden is niet de toekomst. De toekomst is een veranderde mens. Iemand kan zichzelf opnieuw uitvinden, zeg maar, om allerlei redenen.
Openingen bieden
Op die manier gezien merk je dat een gesprek openingen kan bieden. En dat je, voordat je een gesprek ingaat, kunt vragen om hulp en kracht, zodat de Christus-kracht erin meekomt. Maar je moet dus in je houding een aantal dingen aanspreken waardoor die ruimte openblijft waarin Christus kan meedoen.
Als je te veel vervuld bent van jezelf, dan kan dat luciferische element erin komen. Als je dingen als onmogelijk ziet dan kan die ahrimanische kracht erin komen, feiten-druk. Als je te weinig ruimte voor ontwikkeling ziet, dan kan die anti-christelijke kracht tevoorschijn komen. En die krachten hebben invloed op de ruimte die er is in een gesprek. Daarom is de spreuk: ‘als twee of meer mensen in mijn naam bijeen zijn, dan ben Ik in hun midden’, een werkelijkheid die je als het ware vooraf mee kunt nemen. Waarvan je kunt zeggen: ‘Ik ga met die gezindheid het gesprek in’.
In een gesprek gaat het niet altijd meteen goed. De een zegt wat, de ander zegt wat, er ontstaan tegenstellingen, conflicten. Dan denk je: wat moet ik nou? Ik zei al, het is altijd een verrassing wat je zegt. Maar de moderne mens kan die verrassing ook een beetje zien aankomen. Vlak voordat je iets zegt, is er iets van binnen waarneembaar, zodat je kunt zien aankomen wat je gaat zeggen. Dat innerlijke gevoel noem ik: neiging. Ik ben geneigd jou nu gelijk te geven, of ik ben geneigd er tegenover te gaan staan, ik ben geneigd om dit te zeggen, ik ben geneigd om dat te doen. Ik ben geneigd om boos te worden, ik ben geneigd om te gaan lachen. Dus vlak voordat je iets zegt of doet, kun je in jezelf die neiging waarnemen. Vlak voordat je het echt doet. In dat split-second-moment kun je jezelf toetsen. Dat is een moment waarin je tegen jezelf kunt zeggen: ‘Ik ben geneigd om te lachen, maar is dat nu eigenlijk oké?’ Of: ‘Ik ben geneigd om dit of dat te zeggen, maar kan ik dat wel maken?’ Dat kun je jezelf afvragen.
En op het moment dat die neiging naar boven komt kun je jezelf ook nog een beetje afstemmen.. Als je bij jezelf voelt: ik zit in een goede houding. ‘Niet om mij maar om U Vader’ dus het gaat mij om de zaak, het gaat mij om jou. Dan kan de Cristus-kracht in het midden werken. Ik doe eigenlijk nog niks, maar er komt een neiging in mij naar boven, soms een begrijpelijke neiging, maar soms ook een beetje rare neiging. Ik ben geneigd om bijvoorbeeld iets heel raars of iets heel eigenwijs te willen zeggen. Het gekke is, dat wanneer je in de goede houding zit, dat je dat dan rustig kunt doen. Dan kun je die neiging volgen. Want dan blijkt dat die neiging door Christus geïnspireerd is. En dan blijkt achteraf dat de ander zegt: ‘Wat fantastisch dat je dat zei, want dat is nu precies wat ik nodig had.’
Je zou kunnen zeggen, dat het volgen van een niet helemaal begrepen neiging, een soort offeren is. Want daar heb je moed voor nodig. Het komt helemaal uit jezelf. Je kunt het eigenlijk nergens aan vastbinden. Je kunt niet zeggen: ‘ja, dat staat in dit boek, of dat is die theorie of ik ben gedwongen om dat te doen.’ Het is een spontane neiging die in je opkomt maar uit een goede, christelijke houding voortkomt. Het is een spontane neiging uit een goede grondhouding. En daar heb je moed voor nodig. Dat is offerande, zou je kunnen zeggen. En dan blijkt dat een metamorfoserend element te zijn. Die ander heeft het nodig. Achteraf zegt de ander: ‘Wat ben ik ontzettend blij dat je dat gezegd hebt, dat dit gebeurd is, dat je het zo gedaan hebt.’ En dan voel je ook de emotie: aha, dit was goed.
In een gesprek kan de Christus-kracht werkzaam zijn, wanneer je met een christelijke grondhouding zo’n gesprek in gaat, wanneer je tijdens het gesprek de tegenkrachten ontmaskert, die door het gesprek heen naar voren kunnen komen.
De Christus-kracht wordt dan zichtbaar in het verloop van het gesprek, het etherische van het gesprek. De Christus-kracht wordt waarneembaar in de emoties die het ‘goede doen’ begeleiden.