Waardering maakt een mens schepper op aarde
Door Jan J.C. Saal
Waarde staat centraal in het economisch leven.
Veel boeken over economie beginnen met een verhandeling over het geld. Geld speelt een dominante rol in de economie, dus is het wel verklaarbaar dat daar het eerst naar wordt gekeken. Toch is dat naar mijn mening niet terecht. Geld is immers op zichzelf maar weinig waard. Het krijgt pas waarde, wanneer het zijn rol in onze maatschappij goed kan spelen.
Geld is slechts transportmiddel van waarde. Dat wil zeggen dat het geld zijn functie ontleent aan de aanwezigheid van waarde en aan de behoefte van mensen om die waarde te transporteren. Dus de waarde op zichzelf gaat aan het geld vooraf. Wat is waarde eigenlijk en hoe ontstaat waarde?
Waarde ontstaat in de eerste instantie subjectief, doordat een mens ergens waarde aan hecht. Op het moment dat dat gebeurt, is een mens scheppend bezig. Door ergens waarde aan te hechten scheppen wij als mens waarde uit het niets. Wij zijn magisch, scheppend op aarde bezig door waarde te hechten aan tal van zaken. Deze scheppingsdaad is tevens het begin van een objectiveringproces, waardoor die waarde objectief werkzaam gemaakt wordt in de maatschappij. In dat proces krijgt het geld een functie. Door koopgeld, leengeld en schenkgeld wordt waarde verder de maatschappij ingedragen en wordt zij zelf werkzaam als realiteit.
Zelfverzorging versus het verzorgen van anderen
Wanneer ik een huis bouw voor mezelf, ben ik dan economisch bezig of niet? In zekere zin ben ik economisch bezig, omdat ik wel degelijk bezig ben met waardevorming. Wanneer we echter deze manier van kijken door zouden voeren, dan blijkt het heel moeilijk te zijn om maatschappelijk de economie af te kunnen grenzen en waar te kunnen nemen. Vandaar dat je moet zeggen dat zelfverzorging in eerste instantie geen economische activiteit is. Het is dus wel waardevormend, maar omdat die waarde maatschappelijk niet in beweging wordt gebracht, komt die waarde niet in het economisch leven terecht, ze wordt niet opgenomen door het economisch leven. In zekere zin staat de waarde van zelfverzorging op het niveau van het natuurlijk leven. In het natuurlijk leven vinden ook talloze groei en omvormingsprocessen plaats, die in principe waardevormend zouden kunnen zijn. Wanneer bijvoorbeeld appels groeien aan een appelboom, dan hebben die appels een potentie van waarde. Wanneer echter niemand die appels plukt en zorgt dat ze door mensen kunnen worden opgegeten, blijft die waardevormende potentie in de kiem steken. Zo is dat ook met het huis wat iemand voor zichzelf bouwt. Het zou tot economische waardevorming kunnen leiden, maar doet het op dat moment nog niet. Misschien later, wanneer hij zou besluiten om zijn huis te verkopen. Op dat moment wordt de potentiële waarde omgevormd tot economische waarde.
Om deze formuleringen te kunnen begrijpen, moeten we voor onszelf een beeld vormen van de maatschappij, die uit verschillende levensgebieden bestaat.
1. Het natuurlijk leven
In dit levensgebied bestaan we als mens, naast andere natuurlijke wezens. We hebben onze gewone dagelijkse behoeften en zijn in de eerste plaats verzorgers van ons zelf en van onze naaste omgeving.
2. Het economisch leven
In het economisch leven worden we verzorgers van de behoeften van anderen. Daar begint de wederkerigheid een rol te spelen, maar ook de arbeidsdeling, de waardevorming en de samenwerking. In het economisch leven komt waarde tot stand door een combinatie van waardering en wederkerigheid.
3. Het rechtsleven
Dit is het levensgebied waarin we als mensen gezamenlijk onze samenleving vormgeven met behulp van afspraken, regels en wetten. Daar zijn we onderhevig aan rechten en plichten, die we langs bepaalde processen kunnen veranderen.
4. Het culturele leven
In dit levensgebied zijn we als mensen denkenerwijze met elkaar bezig. Het gaat hier om de verhalen die verteld worden. Verhalen over ervaringen, belevingen en bedoelingen van mensen.
5. Het geestelijk leven
Dit levensgebied onttrekt zich in eerste instantie aan onze waarnemingen. Vandaar dat er ook een strijd kan bestaan over het al dan niet aanwezig zijn van zo’n geestelijk bestaan. Wanneer we echter onze inzichten en onze bedoelingen opvatten als geestelijk, dan is dat geestelijke leven het gebied waar die inzichten en bedoelingen vandaan komen.
In elk levensgebied heersen andere waarden en andere wetmatigheden. Door die verschillende waarden van elkaar te onderscheiden, krijgen we ook meer zicht op elk levensgebied en op de gevolgen, wanneer die verschillende waarden niet goed worden onderscheiden.
In het natuurlijk leven is de mens zelfverzorger. Als zelfverzorger schept de mens natuurlijke waarden. Die natuurlijke waarden zijn in eerste instantie alleen waardevol voor zijn zelfverzorging. Wanneer die natuurlijke waarden alleen voor zelfverzorging worden gebruikt, worden die waarden niet in het economisch verkeer opgenomen en krijgt het geld geen functie. Daardoor is geld bij zelfverzorging, in het natuurlijk leven, eigenlijk waardeloos. Het is immers nutteloos om van jezelf iets te kopen. In de geschiedenis van de mensheid bestond die situatie, toen wij jagers en vissers waren. Met de komst van de landbouw en met name van de handel is in die situatie verandering gekomen.
Ruilen van waarden
In het natuurlijk leven treedt de waarde op als potentie, door productieve arbeid voor zelfverzorging. Deze waarde, die benut wordt voor zelfverzorging, kan natuurlijk ook aangewend worden om een ander te verzorgen. Zodra dat gebeurt ontwikkelt de waarde zelf zich ook en ontstaat het economisch leven.
Omdat de ene mens iets maakt voor een ander, is in het economisch leven sprake van een waarde schepper en een waarde verkrijger. Bij de overdracht van waarde spreken we van een transactie, waarbij de waarde wordt overgedragen van de een naar de ander Wanneer in zo’n transactie wederkerigheid wordt beoefend, noemen we het een ruiltransactie. De scheppingsdaad van de een roept een ander mens op om mee te scheppen. Wanneer een ander de waarde overneemt door te ruilen, moet hij een tegenwaarde aanbieden van dezelfde omvang. Hij moet dan ongeveer dezelfde waarde hechten aan hetgeen hij verkrijgt, dan aan hetgeen hij als wederdienst afstaat, de betaling. In hoeverre is de verkrijger in staat om waarde te hechten aan hetgeen hij verkrijgt? Dat is niet vanzelfsprekend. Het is ook niet vanzelfsprekend dat de schepper en de verkrijger hetzelfde naar de prestatie kijken en het eens worden over de waarde.
De schepper van waarden kan zich bijvoorbeeld gedwongen voelen zijn waarde te goedkoop te moeten afstaan. De verkrijger kan zich gedwongen voelen om een te hoge tegenwaarde te verstrekken aan de producent er van, waardoor hij zich niet schuldig hoeft te voelen. Wederkerigheid heeft als grondslag de vrijheidsdrang van mensen. Het niet schuldig willen zijn aan elkaar. In het economisch leven wordt zichtbaar dat waarde zich niet in een algemene vorm voordoet, maar in een specifieke vorm, als product of dienst. Het gaat in het economisch leven dus niet om waarde in zijn algemeenheid, maar om de waarde van een prestatie, van een product of dienst, in het licht van het verzorgen van elkaar. De zelfverzorger besluit om zijn waardecreatie niet voor zichzelf toe te passen, maar aan een ander beschikbaar te stellen. Die ander besluit om zijn zelfverzorging niet zelf uit te voeren, maar de producten of diensten van een ander te aanvaarden en die daarvoor te gebruiken. Dan komt hij echter wel in het krijt te staan. Hij wordt die ander iets schuldig. De betaling voorkomt dit schuldig worden. In de transactie ontstaat de noodzaak tot betaling, de noodzaak van geld, door een gevoel van wederkerigheid. In de transactie doet geld zijn intrede, als drager van waarde voor wederkerigheid.
Waar ontstaat nu in de geschiedenis de ontwikkeling van ruilhandel met producten naar ruilen met geld? Dat heeft weinig met het geld te maken, zoals we dat nu kennen. Op het moment dat mensen producten of andere dingen gaan bewaren voor het ruilen zelf, dus niet meer voor eigen gebruik, dan worden die waardevolle zaken tot geld. Vervolgens gaat het geld zelf zich steeds verder emanciperen en ontwikkelen. Van producten wordt het goud en vervolgens via zilver, brons, nikkel papier en plastic naar de huidige vorm waarbij het via creditcards onzichtbaar wordt afgerekend.
De economische waardevorming komt dus voort uit waardescheppingsprocessen van mensen. Natuurlijke waarden voor zelfverzorging worden omgezet in economische waarden voor verzorging van een ander. Economische waardevorming komt in kooptransacties tot stand uit de omvorming van natuurlijke waarden. Diezelfde economische waarden worden in geld uitgedrukt en vastgelegd, doordat de prijs in geld wordt uitgedrukt. Dan verkrijgt ook het geld zijn waarde, doordat de prijs in geld wordt uitgedrukt. Geld en product verkrijgen dus wederzijds hun waarde in een economische overdracht, in een kooptransactie. Die waarde wordt geschapen doordat koper en verkoper waarde hechten aan hetgeen ze afstaan en aan hetgeen ze verkrijgen. Doordat ze het eens worden over de prijs wordt tegelijk de subjectieve waardering omgezet in een minder subjectieve waardering, omdat ze het beide eens zijn geworden.
Eigendomsrecht
Vervolgens gaat de ontwikkeling verder, omdat het geld als waardedrager verder in de maatschappij wordt opgenomen. Vlak daarvoor is er echter alweer een drastische vernieuwing in de maatschappij noodzakelijk, om overdrachten buiten de zelfverzorging om en buiten producten en diensten om mogelijk te maken. Dat is het eigendomsrecht. Pas door het eigendomsrecht is het mogelijk dat de persoonlijke waardescheppende krachten konden aangrijpen op producten en diensten en vervolgens kunnen diezelfde persoonlijke waardescheppende krachten door het eigendomsrecht ook aangrijpen op het geld. Daardoor krijgt het geld niet alleen waarde in kooptransacties, maar kan het geld zijn waarde buiten die transacties behouden.
Zodra het waardescheppend vermogen van de mens zo abstract kan aangrijpen dat het geld zijn waarde behoudt, ontstaat naast het transactiegeld (koopgeld) het leengeld. Het hechten van waarde aan geld is dan maatschappelijk bijna een automatisme geworden. Het zien of weten van geld roept in de mens dan automatisch het waardescheppend vermogen op. Dat rust op vertrouwen zeggen we dan. Het rust op het vertrouwen dat de maatschappij, individuen uit de maatschappij, bereid zullen zijn om een wederdienst te verrichten voor het geld dat als waardedrager functioneert. Door dit vertrouwen en dit vermogen kunnen uiteindelijk banken en verzekeraars ontstaan. Tegelijkertijd kan de mens vervreemden van de werkelijkheid, omdat hij delen van zijn zelfverzorging door anderen laat uitvoeren. De waardeschepping kan door die vervreemding gebaseerd raken op misplaatst vertrouwen of onware gedachtegangen. Vals geld en schijnwaarden doen daarmee hun intrede in de maatschappij.
De mens schept echter dubbel. Hij schept waarde en hij schept vertrouwen. Vertrouwen is dan de vorm die waarde vervolgens aanneemt in het rechtsleven.
Circulatie in het (economisch) leven
Wanneer we zo in standaardboeken over economie spreken over geldcirculatie, dan is dat uiteindelijk een nogal materialistische, versimpelde benadering. Inderdaad wordt gekeken naar de geldstukken die van hand tot hand gaan. Daarmee blijft echter de onzichtbare circulatie van waarden helemaal buiten beeld. De circulatie van waarden ziet er geheel anders uit. Om daar een beeld van te krijgen kunnen we leren in de natuur.
Wanneer we in de natuur de circulatie van bijvoorbeeld water proberen te volgen, dan valt meteen op dat we niet stil kunnen blijven staan bij de circulatie van water op zich. Al snel blijkt dat die circulatie op zich er vreemd uitziet. Het water stroomt namelijk steeds een kant op, van hoog naar laag. Het stroomt van de bergen naar de zee en dat blijft eindeloos zo doorgaan. We kunnen de kringloop alleen maar min of meer sluiten, wanneer we de verdamping en condensatie er bij betrekken. Het water verdwijnt steeds weer door verdamping en komt dan als regen weer tevoorschijn op een heel andere plek als waar het verdampt is. Waterdamp wordt tegen de zwaartekracht in omhoog gebracht, zodat het als regenwater weer omlaag kan stromen, met behulp van de zwaartekracht. Wanneer we dan het verdampingsproces proberen te volgen, wordt het heel ingewikkeld, omdat daarbij ook het leven van plant, dier en mens een rol speelt. De circulatie van water is dus veel ingewikkelder dan het lijkt. Onderzoek stelt ons steeds weer voor verassingen en onbegrepen fenomenen, in het groot (bijvoorbeeld orkanen en zeestromen) en in het klein (bijvoorbeeld opwaartse sapstromen in planten of bloedcirculatie in dieren en mensen).
Wanneer we van de circulatie van water overstappen op de circulatie van organische materialen wordt het al direct heel ingewikkeld. Organische materialen zijn immers altijd ingebed in levende organismen. Circulatie van organische materialen wordt daardoor circulatie van het leven. Het relatief eenvoudige circulatieproces van koolzuurassimilatie van planten, waarbij zuurstof vrij komt, tot verbranding van organisch materiaal bij mens en dier zit onwaarschijnlijk ingewikkeld in elkaar. Het is onmogelijk om een enkele koolstofatoom te volgen in zijn reis door het minerale rijk, het plantenrijk, het dierenrijk en het mensenrijk. Het een dient als voeding voor het andere. Vaak eet het grotere het kleinere, maar net zo vaak eet het kleinere het grotere. We spreken over ecologie en voedselketens, die vreselijk ingewikkeld in elkaar zitten. Toch valt er wel een soort circulatie te beschrijven, die als beeld kan dienen: Het lagere voedt het hogere. De plant voedt zich met mineralen. Het dier voedt zich met planten en de mens voedt zich met dieren. Het lagere maakt daardoor het hogere mogelijk. Onderwijl bestaan er duizendvoudige tussenrelaties, die het proces laten voortgaan, ook wanneer dat onverhoopt niet zo rechtlijnig verloopt. Wanneer een plant niet door een dier wordt gegeten, kan hij toch vergaan. Dan komen er kleinere diertjes, die het werk overnemen. De plant leeft niet alleen van mineralen, koolzuur en water, maar breekt ook plantenresten af waar hij dan weer van groeit enz. enz..
Wanneer we met deze kennis gewapend overstappen op de circulatie van waarden, dan kunnen we verwachten dat die nog veel ingewikkelder in elkaar zit. Hij is dan ook niet meer te volgen. Elke mens, die elk moment andere waardes hecht aan andere dingen, die verder worden bewerkt tot hogere waarde, of juist geconsumeerd worden of verslijten, waarbij de waarde verdwijnt. Dat alles speelt zich tamelijk onzichtbaar af. Geen wonder dat we ons liever tot de circulatie van het fysieke geld willen beperken. Toch brengt diezelfde beperking ons zover van de werkelijkheid af, dat we eigenlijk met onzinnige theorieën blijven zitten. Theorieën die dan onbruikbaar blijken te zijn om de problemen aan te kunnen pakken die zich in de economie voordoen. We moeten dus dieper gaan, maar tegelijkertijd tot vereenvoudiging zien te komen, waardoor ons denken de denkbeelden nog kan bevatten die daarbij nodig zijn.
De mens kan hier als beeld dienen.
Een mens is een levend organisme. Dat wil zeggen dat de mens voeding nodig heeft om voort te kunnen bestaan. Dat voedsel komt voort uit het natuurlijk leven. De mens verwijdert dat voedsel uit het natuurlijk leven en brengt het in zijn organisme binnen. Buiten wordt het opgebouwd, binnen wordt het afgebroken. Bij het uiteenvallen van het voedsel binnen in de mens, komen er krachten vrij die het organisme kan benutten. Dat is stofwisseling. Opbouw en afbraak vullen elkaar binnen het organisme aan en zijn met elkaar in evenwicht. Dan is de mens gezond en kan hij functioneren. Dat betekent dat hij leeft, voelt, waarneemt, zich ontwikkeld en arbeid verricht in een sociale samenhang.
Wanneer we ons nu voorstellen dat de maatschappij als geheel en delen van de maatschappij een organisme vormen, waarbij waarden een overeenkomstige functie hebben als voedingstoffen in een mens, dan komen we in de buurt van een beeld waarin de circulatie van economische waarden een beetje te begrijpen is. Dan is te zien dat de producent waarden schept, die door de consument worden vernietigd (geconsumeerd). Daar zien we een bepaalde verschijningsvorm van opbouw en afbraak, die vergelijkbaar is met de menselijke stofwisseling. We kunnen een andere verschijningsvorm van stofwisseling zien, wanneer we kijken naar kinderen die allerlei waarden opnemen, volwassenen die allerlei waarden produceren en ook consumeren en oudere mensen die steeds minder consumeren en uiteindelijk hun waardevolle bezit moeten wegschenken aan hun erfgenamen. Dit zou je stofwisseling in de menselijke levensloop kunnen noemen. Er bestaan natuurlijk ook jonge mensen die zich gedragen als volwassenen en volwassenen die zich gedragen als kinderen, waardoor de processen van opbouw en afbraak in de war kunnen komen en het beeld vertroebelt wordt. Toch moeten we door al die complexiteit heen een manier van denken ontwikkelen, die grip heeft op die complexiteit. U zult niet verbaasd zijn, wanneer ik zeg dat zo’n beeld niet in enkele zinnen te beschrijven is. Met de menselijke stofwisseling als beeld kunnen we wel steeds verder komen. We herkennen al het proces van waardevorming in het economisch leven en het proces van waarde verplaatsing in het rechtsleven. Voor het evenwicht is er ook waardevernietiging noodzakelijk. In geldtermen gezegd de processen van koopgeld, leengeld en schenkgeld.
Waarde vernietiging in het culturele leven
In het economisch leven wordt de natuurlijke waarde vernietigd en de economische waarde geschapen. De economische waarde wordt overgedragen op het geld, door kooptransacties. In het economisch leven beweegt dus het koopgeld.
Via het geld wordt de overwaarde aan geld overgedragen naar het rechtsleven. Dat wil zeggen dat het omgevormd wordt naar vertrouwen in de medemens, die zich al heeft ontwikkeld. Dat proces wordt gerealiseerd in leentransacties. In leentransacties wordt geldwaarde overgedragen van de een naar de ander. De schuld die daarbij ontstaat, wordt in de loop van de tijd teniet gedaan door de betaling van rente en aflossing. Ik moet iemand vertrouwen, die een lening krijgt. Geldwaarde wordt dus omgezet in vertrouwenswaarde, uitgedrukt in geld. Vertrouwensgeld noemen we leengeld. In de loop van de tijd wordt zichtbaar in hoeverre mijn vertrouwen terecht was of niet. Ook dat kent een subjectieve- en een objectieve kant. Wanneer iemand niet te vertrouwen is, is het subjectieve vertrouwen misplaatst. Wanneer iemand echter niet investeert in een waardevormend proces, is objectief het vertrouwen misplaatst, dat hij in de toekomst in staat kan zijn om het leengeld terug te betalen.
In het culturele leven kan vertrouwenswaarde omgezet worden in ontwikkelingswaarde. Dan dragen we de waarde over aan iemand die zich kan en wil ontwikkelen. Door persoonlijke ontwikkeling wordt de van oorsprong economische waarde omgezet in iets geestelijks, en is de stofwisseling van waarde voltooid. Om de waarde over te dragen aan iemand die zich kan en wil ontwikkelen, gebruiken we schenkgeld. Schenkgeld wordt overgedragen van de een naar de ander, zonder dat nog iets wordt terugverwacht, De schuld wordt kwijtgescholden.
Voor de vorming van een beeld van de waardecirculatie zijn de begrippen koopgeld, leengeld en schenkgeld noodzakelijk, naast de begrippen economisch leven, rechtsleven en cultureel leven.
In het economisch leven wordt waarde geschapen. In het rechtsleven wordt waarde verplaatst en in het culturele leven wordt waarde omgezet in inzicht, ontwikkeling en initiatief.
Het waardevormende proces in de economie
In dit proces kun je twee krachten onderscheiden die de waarde in het economisch proces tevoorschijn laten komen. Dat zijn:
1. de waardevormende beweging en
2. de waardevormende spanning.
De waardevormende beweging wordt voltrokken door de producent en vervolgens door de verwerker en de handelaar. Dit proces is ons allen bekend, omdat je er moe van wordt en omdat er kosten mee gemoeid zijn. Gedurende dit proces oefent de mens direct of indirect invloed uit op een stukje natuur. Bijvoorbeeld: Een bloemkool wordt geoogst, in kratten verpakt, vervoerd naar de groothandel, vervoerd naar de winkel, aangekocht door een restaurant, verwerkt tot maaltijd en uiteindelijk aangeboden aan de consument. Bij elke handeling neemt de waarde van het product iets toe. Dat wordt zichtbaar, telkens wanneer het eigendom van de bloemkool wordt overgedragen in een kooptransactie. Hoe verder de waardevormende beweging wordt voltrokken, hoe hoger de prijs die er voor betaald wordt.
De waardevormende spanning wordt opgebracht door de consument. Deze spanning bestaat uit de moeite die de consument zich wil getroosten om de door hem gewenste producten te verwerven en te consumeren. Deze spanning wordt o.a. zichtbaar in de prijs die de consument wil betalen, naast andere moeite die hij zich moet getroosten om de gewenste producten te verwerven. Voordat de consument de prijs kan betalen, moet hij eerst geld verzamelt hebben om in staat te zijn de prijs te betalen. De bereidheid om de prijs te betalen komt voort uit de verwachtingen van de consument. Deze verwachtingen zijn gebaseerd op zijn eerdere ervaringen, gecombineerd met hetgeen hij al weet en wat hij waarneemt aan de bloemkool. De concrete positieve verwachtingen, gecombineerd met het beschikbare budget en de behoefte die zich bij de consument heeft ontwikkeld, bepalen de waardevormende spanning. Hoe hoger de spanning, hoe groter de kracht om het product te verwerven. Hoe groter ook de bereidheid om te betalen en om een hogere prijs te betalen.
De juiste prijs
In de prijs komen de kosten en de moeite van de producent en de consument tegenover elkaar te staan. Waneer de transactie tot stand komt stemmen beiden in met de overeengekomen prijs. We kunnen ons afvragen of elke prijs geschikt is, of dat we ook nog kunnen beoordelen in hoeverre de prijs die gerealiseerd wordt wel maatschappelijk verantwoord is.
Van Rudolf Steiner kennen we het begrip “de juiste prijs”. Dit is een redelijke prijs, of een gewenste prijs. Tegen deze prijs kan op een maatschappelijk verantwoordde manier het betreffende product worden geproduceerd. Het zou ook een duurzame prijs genoemd kunnen worden. Volgens Rudolf Steiner zijn “associaties” nodig, om deze juiste prijs tot stand te kunnen brengen.
Een associatie staat hierbij voor een afsprakencomplex, waarin producenten en consumenten zich aan elkaar verbinden.. De producenten spreken af dat ze op een bepaalde manier zullen werken en dat ze bepaalde producten, met bepaalde kwaliteiten, in bepaalde hoeveelheden, op bepaalde momenten zullen vervaardigen. De consumenten spreken af dat zij deze producten op deze momenten zullen afnemen en dat ze d prijs zullen betalen die daarmee gemoeid is.
Dit lijkt zo logisch en geregeld, maar daarbij zit wel een addertje onder het gras. De voornemens van beide partijen kunnen door praktische bezwaren en problemen niet altijd in realiteit worden omgezet. Bijvoorbeeld: de bloemkolen zijn later rijp, doortegenvallend weer. Of de budgetten van de consumenten zijn aangetast, door andere prijsverhogingen. Daarom kunnen de afspraken niet echt dwingend zijn en blijft het marktmechanisme werken, naast de uitgesproken intenties. Dat wil zeggen dat de werkelijke waardevormende bewegingen en waardevormende spanningen resulteren in hoeveelheden en prijzen die op dat moment tot stand komen. Dat wil zeggen dat de werkelijke waarden af zullen wijken van de intenties die zijn afgesproken.
Op zo’n moment komt het er op aan dat de afwijkingen worden waargenomen, en dat er maatregelen getroffen worden, om ongewenste afwijkingen bij te sturen. Daarvoor moet dan wel onderzocht worden waardoor de afwijkingen zijn ontstaan en langs welke wegenbijsturend mogelijk is. Rudolf Steiner geeft daarbij de algemene regels:
1. Waar de prijs te hoog is, is de activiteit te laag en kunnen meer mensen hun arbeidskrachten inzetten om de prijs omlaag te krijgen.
2. Waar de prijs te laag is, is de activiteit te hoog en zullen minder mensen hun arbeidskracht moeten inzetten, om de prijs omhoog te krijgen.
Tenslotte kunnen we vaststellen dat het economisch leven met name het werkgebied is, waarin mensen hun hogere vermogens kunnen oefenen, om de oorzaken, gevolgen en maatregelen te kunnen begrijpen, die waardevorming beïnvloeden. Dan is een versterking van het voorstellingsvermogen nodig, om het economische proces te kunnen overzien. Er is een versterking van het inlevingsvermogen nodig, om te kunnen snappen hoe de verschillende mensen in het proces staan en de gevolgen van het proces ondergaan. Tenslotte is een versterking van de daadkracht nodig om op het juiste moment de goede maatregelen te kunnen treffen.
Ik wil iets van deze complexe waardevorming voor u zichtbaar te maken aan de hand van een voorstelling van het waardevormende proces.
In deze voorstelling is weergegeven hoe de waardevorming tot stand komt.
De beginwaarde kunnen we zien als de waarde van bijvoorbeeld het zaaigoed dat de boer ter beschikking heeft. Dit zaaigoed stelt hij ter beschikking aan de natuur, waardoor het in eerste instantie waardeloos wordt. De waarde is voor de boer verloren gegaan en hij is van de natuur afhankelijk of uit het zaaigoed een nieuw gewas tevoorschijn komt.
De waarde wordt zelfs negatief, wanneer de boer arbeid en machines aanwendt om het groeiproces te begeleiden. Ingeval van een misoogst zal de boer naast de waarde van het zaaizaad ook de waarde van de grondbewerkingen verloren hebben.
Zodra het gewas oogstbaar is, begint de waarde weer boven de 0-lijn uit te komen. Door de arbeid van de boer wordt het gewas in de waardevormende beweging gedreven. De boer geeft het gewas na de oogst over aan de verwerker of de groothandel, die het waardevormende proces verder voeren. Zij nemen de waardevorming over van de boer en waarderen het graan door een tegenwaarde in geld te betalen. Zij geven vervolgens het graan weer over aan de maler, de bakker en de detaillist. Deze tenslotte geeft het brood over aan de consument. Door het klaarmaken van het brood tot voedingsmiddel drijft de consument zelf de waarde tot het uiterste op. Dit uiterste wordt bereikt, vlak voor de consumptie. De consumptie zelf vernietigt de economische waarde en vormt deze om tot voedingswaarde en vervolgens tot een soort levensenergie, waarmee de consument weer verder kan. Hij kan dan functioneren in het economisch leven, het rechtsleven en het culturele leven.
Het waardevormende proces wordt dus afgesloten met een waarde vernietigingsproces, waaruit voeding voor een hogere levensvorm voortkomt. Planten worden door hun afbraak voeding voor mens en dier.
Wanneer de boer de gewassen overgeeft aan de verwerker of aan de groothandel, wordt de waarde zichtbaar op een markt. Zij wordt uitgedrukt in de prijs die wordt betaald. Bij elke markttransactie gaat het geld over de toonbank en zo wordt de waarde zichtbaar. Deze waarde neemt steeds toe, zodat de consument uiteindelijk de hoogste prijs betaalt. Het geld dat door de consument betaald wordt, is noodzakelijk om de boer, de verwerker en de handelaar voor hun prestaties te kunnen belonen. Op dit punt krijgt het begrip “de juiste prijs” zijn inhoud. Het is duidelijk dat de consumentenprijs klopt, wanneer boer, verwerker en handelaar voort kunnen gaan met hun werk en de producten nogmaals kunnen produceren. De hoogte van deze juiste prijs zal echter kunnen variëren, afhankelijk van de wijze waarop deze mensen hun werk doen, afhankelijk van de levensstandaard die ze nastreven en afhankelijk van de kosten die ze maken.De juiste prijs is zo hoog, dat de sociale gevolgen van het productieproces verantwoord kunnen worden.
Het hangt van meerdere factoren af of de consument bereid is om deze juiste prijs te betalen. Niet alleen zal het inzicht rond deze prijs aanwezig moeten zijn, ook zal de consument het geld beschikbaar moeten hebben. Bovendien zal hij het geld er voor over moeten hebben. Daar komen we dan weer terug bij de waardevormende spanning. De waardevormende spanning wordt opgebouwd door de tevredenheid van de consumenten. Wanneer de producten voldoende aantrekkelijk zijn voor de consumenten en ze zijn voldoende voorradig, zijn de consumenten geneigd tot herhalingsaankopen. Deze neiging tot herhalingsaankopen is in wezen de bron van de waardevormende spanning. Ze wordt gevoed door positieve informatie en positieve ervaringen. Ze wordt afgebroken door negatieve informatie en negatieve ervaringen. Schaarste bevordert de spanning, mits het uitzicht op aankoop aanwezig blijft. Overaanbod vermindert de spanning, evenals teleurstellingen bij of na de aankoop. Wanneer de waardevormende spanning hoog genoeg is om de juiste prijs te rechtvaardigen, bestaat er toekomst voor het productieproces.
Het waardevormende proces in het rechtsleven
We hebben kennisgemaakt met het waardevormende proces in het economisch leven, in de samenhang van productie, handel en consumptie. De mensen scheppen daar waarde, met hun waardering, waarbij die waarde verankerd wordt aan het geld. Dus de waardegrondslag van het geld heeft zijn oorsprong in het economisch leven, in de waardering voor de prestaties van producenten. Het geld heeft daarnaast ook nog een rechts-grondslag. Deze wordt verkregen in het rechtsleven. Een regering bepaalt welke munt geldend is in een bepaalde maatschappij, en een nationale bank krijgt de opdracht om het geld te fabriceren en de waardevastheid te beschermen. We spreken daarbij over inflatie en deflatie, als ziektes van het geld, waarbij de waardevastheid wordt aangetast. Bij inflatie neemt de waarde per geldeenheid geleidelijk af. Bij deflatie neemt deze waarde per geldeenheid juist toe.
Door inflatie en deflatie wordt de functie van geld als waardedrager aangetast. Daardoor verliezen de mensen hun vertrouwen in het geld, waardoor ze terughoudend worden in het accepteren er van. Dat heeft een vertragende invloed op het economisch proces en storingen in processen waar het leengeld een rol speelt. Vertrouwen op zichzelf hoort juist thuis in het rechtsleven en is een onderdeel van het leengeld.
Om het leengeld beter in zijn aard te kunnen begrijpen, moeten we onderscheid maken tussen transacties waarmee het leengeld tot stand komt en het leengeld zelf. Wanneer ik iemand
€ 1000,- euro leen, dan ontstaat er een rechtsverhouding tussen ons. Ik wordt schuldeiser en de ander wordt schuldenaar. Deze schuldverhouding blijft bestaan, ook als de ander dat geleende geld uitgeeft door bijvoorbeeld een fiets te kopen. Met behulp van geld als waardedrager is een rechtsverhouding ontstaan, die eveneens in geld wordt uitgedrukt, maar zelf geen geld is. Deze rechtsverhouding kan ook weer ongedaan gemaakt worden door de lening af te lossen. Lenen en aflossen zijn transacties in het rechtsleven, waarbij leenverhoudingen tussen mensen tot stand komen en weer ingedaan gemaakt worden. De waarde van zo’n verhouding rust op de capaciteiten van degene die het geld geleend heeft. Gaat die daar verstandig mee om, dan zal de betaling van rente en aflossing wellicht geen probleem zijn in de toekomst. Gaat die daar onverstandig mee om, dan moet voor de betaling van rente en aflossing worden gevreesd.
Het leengeld bestaat dus eigenlijk alleen als verhouding tussen mensen. Is daarmee niet stoffelijk van aard. De verhouding rust op het vertrouwen dat de lening wordt terugbetaald. Zodra dit vertrouwen gaat wankelen, verdampt het leengeld. Dit hebben we in de recente kredietcrisis op grote schaal zien gebeuren. Het leengeld kan echter ook groeien, wanneer we bijvoorbeeld aandelen kopen in een zaak die vervolgens groeit en grote winsten gaat maken. Door de afspraken rond een deelname betekent dat dat deze zaak wellicht hoge dividenden gaat uitkeren. Dan wordt zo’n aandeel meer waard, omdat men er vertrouwen in heeft dat er veel winst zal worden gemaakt en dus veel dividend zal worden uitgekeerd. De waarde van de leenverhouding kan daardoor toenemen en zo kan ook in het rechtsleven waarde worden geschapen. Deze rust dan op het vertrouwen in het ondernemerschap van mensen en organisaties. Waneer dit vertrouwen misplaatst is, of overdreven wordt is er sprake van schijnwaarde.
Schijnwaarden
In het rechtsleven rust de waarde op vertrouwen en vindt dus geen waardevormend proces plaats, zoals in het economisch leven. Ook kunnen in het rechtsleven schijnwaarden ontstaan, die niet altijd eenvoudig doorzien kunnen worden. In het economisch leven is het ook mogelijk om schijnwaarden te produceren. Door bijvoorbeeld ondeugdelijke producten te produceren, die als deugdelijk worden aangeprezen, kunnen deze producten meer waard lijken dan ze zijn. Met behulp van garantieregelingen en wettelijke bepalingen proberen we die schijnwaarden in het economisch leven te voorkomen. Het kan echter ook zijn dat behoeftes van mensen veranderen of wegvallen. Dan worden producten of andere prestaties die aan die behoeften tegemoet komen waardeloos. Het gevolg is dat de keten waarlangs die producten worden gemaakt overbodig is geworden en dat deze zijn werk moet staken of omvormen. Zij produceert schijnwaarden, omdat er geen werkelijke behoeften bestaan tegenover de productie. In geldwaarde wordt dat zichtbaar, doordat de productie en handel in dergelijke producten verliesgevend wordt. Verliezen dwingen het economisch leven tot onderzoek en verandering.
In het rechtsleven ontstaan schijnwaarden, doordat we onterecht vertrouwen krijgen in mensen en hun plannen. Daardoor kunnen relaties met die mensen overgewaardeerd worden. Pas na verloop van tijd blijkt dan dat er weinig of niets van de plannen terecht komt. Ons vertrouwen was misplaatst en de leengeldwaarde blijkt veel minder dan gedacht.
In zijn algemeenheid kunnen we wel zeggen dat schijnwaarden zowel in het economisch leven als in het rechtsleven ziekteverschijnselen zijn in het maatschappelijk leven, die om verandering vragen. Wanneer die verandering uitblijft, komen we in verliesgevende situaties terecht, die impulsen tot verandering steeds krachtiger in zich dragen.
Waarde in het culturele leven
Waneer we het culturele leven omschrijven als het levensgebied waarin mensen denkenderwijze met elkaar omgaan, zal blijken dat het waardebegrip op zichzelf geen toegang heeft tot dit gebied. Het gaat daar meer om waarheid bijvoorbeeld of om normen en waarden, waarin het begrip waarde heel anders wordt gebruikt, namelijk als menselijke waarden, die het astreven waard zijn. De scholing, ontwikkeling en opvoeding die in dit levensgebied thuishoren kunnen alleen door opofferingen bereikt worden. Pas wanneer ik me ergens voor inspan, kan ik het bereiken. Dit noemen we het offerprincipe. Mensen en initiatieven kunnen zich alleen ontwikkelen aan de hand van opofferingen.
Nogmaals de circulatie van waarden.
1. In het natuurlijk leven kunnen we grondstoffen vinden, op basis waarvan het economisch leven kan bestaan
2. In het economisch leven wordt vorm gegeven aan deze grondstoffen, zodanig dat producten en diensten kunnen ontstaan die werkzaam zijn bij het vervullen van behoeftes van mensen. Afhankelijk van vele factoren krijgen producten en prestaties waarde in het economisch leven
3. In het spanningsveld tussen producent en consument wordt deze productwaarde omgezet in geldwaarde.
4. Door geld te sparen en uit te lenen wordt de waarde verplaats van de een naar de ander in het rechtsleven. Via rente, aflossing en dividend worden daardoor extra waarden uit het economisch leven naar het rechtsleven getransporteerd.
5. Waarde in het rechtsleven bestaat uit vertrouwen van mensen in elkaar en in hun plannen. De toekomst moet uitwijzen in hoeverre de plannenhaalbaar zijn en ook gerealiseerd worden.
6. De persoonlijke ontwikkeling van mensen is een sleutelfactor in dit slagen of falen van plannen en initiatieven. Ontwikkeling van mensen en initiatieven rust op het offerprincipe. Daarmee wordt de waarde die in het economisch leven is geschapen en in het rechtsleven is verplaats ten behoeve van het culturele leven geconsumeerd.
7. Mensen die zich ontwikkelen hebben meestalk geen tijd om te werken. Ze moeten echter toch voortleven, zodat ze in hun voorbestaan afhankelijk worden of zijn van schenkgeld. Zij besteden dit geld natuurlijk in de eerste plaats om hun behoeften te vervullen, zodat het schenkgeld besteed wordt in het economisch leven. Daar gaat de waarde die daarbij ontstaat een rol spelen in een nieuwe cyclus van koopgeld-leengeld-schenkgeld.