Het erkennings-vraagstuk binnen een gemeenschap.
Erkenning is heel belangrijk in een mensenleven. Zowel uit eigen ervaring als ook uit talloze boeken en verhalen kunnen we zien, dat erkenning grote krachten los kan maken. Mensen die gebrek aan erkenning hebben ondervonden in hun jeugd, zijn vaak hun hele leven alsnog actief op zoek naar erkenning. Mensen die die erkenning wel hebben gekregen voelen zich vaak vrij en zelfstandig in hun verdere leven. Wanneer kinderen zich niet goed gedragen komen ze makkelijk in een spiraal, waarin afkeuring wordt verkregen in plaats van erkenning. Die spiraal roept dan steeds slechter gedrag op, met uiteindelijk een mislukte opvoeding als gevolg, wat op haar beurt weer een mislukt leven tot gevolg kan krijgen.
Erkenning wil zeggen dat een mens door anderen binnen een gemeenschap wordt gezien. Hij wordt geaccepteerd met positieve en minder positieve eigenschappen en in principe wordt uitgegaan van het goede. Dat wil zeggen van de goede wil van iemand en van de ontwikkelingsmogelijkheden die hij of zij heeft om de minder gelukkige eigenschappen te beheersen of positief tot ontwikkeling te brengen.
Erkenning zou dus een belangrijk deel van de opvoeding moeten zijn, zodat een jong mens in de eerste plaats zijn positie vindt in de kring van familie en vrienden. Wanneer iemand dan volwassen geworden is, neemt hij zijn opvoeding en zelfgevoel mee naar nieuwe gemeenschappen waarvan hij deel wil uitmaken. Je zou kunnen zeggen dat bij toetreding tot een nieuwe, zelfgekozen gemeenschap, opnieuw een soort geboorte plaatsvindt in die nieuwe gemeenschap. Opnieuw treedt het erkennings-vraagstuk aan de oppervlakte.
Elk mens heeft er behoefte aan om dan erkend te worden en een plek te krijgen binnen een gemeenschap. Een belangrijk deel van deze erkenning wordt bijvoorbeeld gegeven gedurende een sollicitatieprocedure. Dan wordt gesproken over eigenschappen, aard en ontwikkeling van een mens en over de mogelijke posities die in de gemeenschap te bekleden zijn. Er worden afspraken gemaakt en er worden verwachtingen uitgesproken. Zodra een samenwerkingscontract wordt gesloten of een arbeidsovereenkomst of wanneer een lidmaatschapsformulier wordt ondertekend, is de sollicitatieprocedure afgelopen en gaat betrokkene daadwerkelijk in de gemeenschap functioneren.
Anders kan het gaan met bijvoorbeeld een partner van iemand die solliciteert. Deze doet niet mee aan de sollicitatieprocedure en mist daarmee de erkenning bij het intreden (als partner) in de gemeenschap.
We hebben allemaal wel eens zoiets meegemaakt, dus we kunnen ons inleven in het gevoel van mensen die kennismaken met een gemeenschap of een organisatie. Het is duidelijk dat je in zo’n situatie als mens zoekende bent. Komen je verwachtingen uit of niet? Kun je met de andere leden van de gemeenschap opschieten of niet? Worden je capaciteiten gezien en gewaardeerd of niet? Kun je wat aan de gemeenschap bijdragen of niet? Krijg je kansen en wordt je ondersteunt, of wordt je juist tegengewerkt? Tegelijkertijd kijken ook de andere leden van de gemeenschap de kat uit de boom. Wie is die nieuwe snoeshaan? Kun je hem of haar vertrouwen en kun je hem of haar iets toevertrouwen? Gaat hij of zij de functie goed vervullen die toebedacht is?
Met andere woorden toetreden tot een nieuwe gemeenschap betekent het begin van een ontwikkelingsweg binnen die nieuwe gemeenschap.
Het begin van een ontwikkelingsweg
Juist aan het begin van een ontwikkelingsweg van iemand worden alle andere mensen deskundiger en meer bevoegd geacht dan de betrokkene zelf. Normaal gesproken worden dus anderen in die situatie overschat en worden de eigen mogelijkheden onderschat. Dan ontstaat de behoefte om van anderen te horen hoever de eigen ontwikkeling vordert. Daar ontstaat het erkennings-vraagstuk dus opnieuw. Van de meer deskundig gedachte anderen wordt verwacht in de eigen groei en ontwikkeling te worden erkend, zodat verdere ontwikkeling mogelijk wordt. Dit overschatten en onderschatten is vooral in een nieuwe gemeenschap echter wederzijds. Ook de reeds aanwezige leden van de gemeenschap zijn geneigd om een nieuw lid te overschatten. Deze nieuwe zal hopelijk voortvarend alle problemen aanpakken die anderen lieten liggen. Verwachtingsvol wordt naar de toekomst gekeken. Dan volgen echter de teleurstellingen. Ook deze nieuwe kan het niet alleen. Ook deze nieuwe heeft het druk en meestal duurt het een tijdje voordat hij of zij zijn draai heeft gevonden. Er moet gewend worden aan nieuwe benaderingen, nieuwe formuleringen. De reeds aanwezige leden zijn niet zo geneigd om het nieuwe lid direct te erkennen, voordat er daadwerkelijk iets gebeurd is, iets bereikt is.
De praktijk binnen de meeste gemeenschappen betekent normaal gesproken dat voor deze doorlopende erkennings-vraag te weinig aandacht bestaat. Toch is vaak iedereen op zoek naar erkenning. Bestaande leden verwachten ook om erkend te worden door het nieuwe lid, vooral als ze zich tot dan toe te weinig erkend voelen binnen de gemeenschap. Dit steeds weer opnieuw zoeken naar erkenning door alle leden van een gemeenschap wordt meestal niet onderkend en daardoor ook niet beantwoord. Daardoor vindt men op de zoektocht naar erkenning eindeloos veel teleurstellingen. Soms is het gebrek aan erkenning terecht, vaak ook niet terecht. De teleurstellingen kunnen leiden tot een soort berusting, waarbij men zich niet hechter met de gemeenschap wil verbinden, zolang die erkenning ontbreekt of als te weinig wordt ervaren. Soms kunnen mensen zich ook van de groep afkeren, waarvan ze niet de erkenning krijgen waarop ze eigenlijk hopen. Die mensen verlaten dan de gemeenschap weer, zodra ze daartoe kans zien. In enkele gevallen kunnen deze mensen daarna zelfs de gemeenschap gaan bestrijden. Tenslotte zijn er ook mensen die het gebrek aan erkenning accepteren als een realiteit en desondanks gewoon doorgaan op hun weg. Een redelijk zelfvertrouwen kan daarbij erg behulpzaam zijn.
Ik heb geen kant en klare oplossingen voor het erkennings-vraagstuk, maar ik denk dat bewustzijn van het vraagstuk al een hulp kan zijn om het bespreekbaar te maken en oplossingen te zoeken. Bespreking van het vraagstuk is zelf al een vorm van erkenning. Daardoor wordt het eenvoudiger om te herkennen waar het vraagstuk speelt en wat er aan gedaan zou kunnen worden. Veel praktische zaken kunnen ook als erkenning of gebrek daaraan worden opgevat, terwijl dat lang niet altijd het geval hoeft te zijn. Wanneer iemand bijvoorbeeld gevraagd wordt om een werkgroep te leiden, kan die vraag voortkomen uit hele praktische omstandigheden. Voor de betrokkene kunnen ze echter een vorm van erkenning betekenen, wanneer de vraag ligt op het gebied waar men zichzelf als iemand met capaciteiten ervaart. Dezelfde vraag kan ook worden opgevat als gebrek aan erkenning, wanneer de eigen capaciteiten hoger worden ingeschat als passende bij zo’n vraag.
Bijvoorbeeld de BD-vereniging:
Daar speelt onder andere het vraagstuk van erkenning bij de boeren. Daarvoor is het Demeter-merk ontwikkeld. Nu worden we de laatste tijd steeds sterker geconfronteerd met het fenomeen dat deze erkenning via het Demeter-merk naar binnen niet zo goed werkt, en naar buiten wel. Het gevolg daarvan is dat Demeter een handelsmerk is geworden, terwijl het erkennings-vraagstuk naar binnen toe gewoon blijft bestaan. Welke boer is goed bezig en welke niet? Welke boer wordt gezien en welke niet? In hoeverre hangt het af van zijn werkmethoden, zijn inzichten, persoonlijke ontwikkelingen of van de resultaten die hij boekt? Wie is gerechtigd om tegen de ander te zeggen dat hij goed bezig is of niet? Ook het bestuur kan die vragen niet altijd oplossen, bijvoorbeeld door gebrek aan tijd of omdat het zich daartoe niet geroepen voelt. Dan blijft tenslotte de onvrede en teleurstelling over. We zien de laatste jaren de collegiale toetsing opkomen. Door deze werkmethode wordt een stukje van het erkennings-probleem opgelost. Een ander stukje wordt bijvoorbeeld opgelost door de markt. Elke boer kan zich erkend voelen door zijn klanten, wanneer die positief en tevreden zijn. Wanneer echter aan de groothandel wordt geleverd, blijkt deze minder goed in staat om een gevoel van erkenning op te kunnen roepen dan bij directe levering aan de klanten.
Binnen de gangbare landbouw is het vraagstuk veel minder actueel. Daar ziet men gewoon van erkenning af, en probeert gewoon de hoogste prijs te maken, zonder zich te sterk met de afnemers te verbinden. Dat zie ik wel vaker gebeuren, dat mensen een financiële beloning zoeken om het gebrek aan erkenning te compenseren.
Het boze oog
Mensen zijn behept met het zogenaamde “boze oog”. Dat wil zeggen dat we als mens geneigd zijn om de aandacht te vestigen op zaken die niet in orde zijn. Wanneer we kerngezond zijn, alleen een splinter in onze vinger hebben gekregen, zullen we geneigd zijn om ons op die pijn van de splinter te concentreren. Zo ook bij het samenwerken in een gemeenschap Alle zaken die goed gaan vragen weinig aandacht. Zodra echter iets misgaat, of iemand doet is aanstootgevends of verkeerds, dan trekt dat de aandacht. Het gevolg hiervan is dat niet het positieve maar juist het negatieve erkenning krijgt. Eigenlijk gaat dat vanzelf. We geven vanzelfsprekend erkenning aan het negatieve, terwijl we ons moeten inspannen om erkenning te geven aan het positieve. Ook dit fenomeen vraag om bewustzijn.
Wordt het erkennings-vraagstuk goed opgepakt, dan voelen de leden van een gemeenschap zich gezien en daardoor ook thuis. Dan kan er binnen de gemeenschap ook ruimte zijn voor verdere ontwikkeling en verdieping van de leden en voor een verdergaande onderlinge verbinding. Ik denk dat de oorspronkelijke opzet van de Antroposofische Vereniging door Rudolf Steiner mede was ingericht om het erkennings-vraagstuk een plaats te geven. We kunnen dan ook gedeeltelijk putten uit de aanwijzingen die hij voor de Antroposofische Vereniging heeft gegeven. Dat betekent onder anderen dat de structuur zo is opgezet, dat er kringen van leden ontstaan. Deel uitmaken van zo’n kring is een vorm van erkenning.
- De buitenste kring kan zich verbinden, maar hoeft weinig voor de vereniging te doen, dan het bestaansrecht van de vereniging erkennen.
- Dan een kring van mensen die actief willen zijn. Zij organiseren zich in groepen, zodat gelijkgestemde zielen kunnen samenwerken. Zij erkennen daarmee de gemeenschap en zijn noden op een diepere manier. Bij toetreding tot deze kring worden de eigen intenties en de capaciteiten erkend.
- Dan de kring van zich ontwikkelende mensen, die zich binnen de klassen verenigen. Zij hebben gemeenschappelijk dat ze zich persoonlijk willen ontwikkelen, om aan het geheel dienstbaar te kunnen zijn. Zij erkennen de geest, terwijl ze tevens de inhouden erkennen die uit de geest zijn voortgekomen, door er mee aan de slag te gaan.
- Tenslotte de kring van bestuursleden. Die dragen verantwoordelijkheid en zien eigenlijk af van persoonlikijke erkenning, terwijl ze wel veel erkenning moeten geven (initiatief bestuur).
Het is voor mij de vraag in hoeverre je deze kwaliteiten van kringen bij elke gemeenschap kunt herkennen en inrichten. Wanneer dat lukt, kan er meer gewerkt worden aan het erkennings-vraagstuk. Dit vraagstuk zal echter, naar mijn inzicht, nooit helemaal opgelost kunnen worden. Gemeenschapvorming bestaat voor een belangrijk deel uit het steeds weer opnieuw aanpakken van het erkennings-vraagstuk, daar waar je ziet dat het nodig is.
Jan JC Saal
januari 2011