Basisgedachtengang

Economische basisgedachtengang

Om de economie te kunnen begrijpen, moeten we soms de ingewikkelde werkelijkheid wat vereenvoudigen. Bij die vereenvoudiging moeten we natuurlijk wel oppassen dat we niet de economische werkelijkheid uit het oog verliezen, De vereenvoudigde voorbeelden leiden dan tot basale gezichtspunten, die beeldvormend zijn voor de economische processen als geheel.

Economische transactie
Wanneer we proberen om ons basaal een economische transactie voor de geest te halen, komen we op het spoor van zo’n basale gedachtengang. Bij een economische transactie is er sprake van een behoeftige mens met geld en van een productieve mens met behoefte aan geld. Wanneer deze twee mensen elkaar ontmoeten kan het economische proces plaatsvinden in de vorm van een kooptransactie. De productieve mens kan zijn prestaties afstaan aan de behoeftige, omdat de behoeftige het geld kan betalen dat de productieve mens nodig heeft. Voedingsmiddelen en geld worden tegen elkaar geruild

Dit eenvoudige voorbeeld kunnen we ons allemaal voorstellen, bij de bakker, de slager, maar ook bij de advocaat of de fietsenwinkel. Wanneer we nu even bij dit voorbeeld stil blijven staan en wel zo, dat de behoeftige behoefte heeft aan eten, aan voedingsmiddelen. Als producent stellen we ons een boer voor, die de voedingsmiddelen kan telen op een stuk grond dat hij ter beschikking heeft. Dan wordt er meteen iets fundamenteels duidelijk, dat ook deel uitmaakt van deze economische kooptransactie.

De mens die behoefte heeft aan voedsel, zal na het eten van dat voedsel steeds opnieuw de behoefte aan voedsel ontwikkelen. De boer, die het voedsel teelt, zal steeds opnieuw voedsel op zijn akker kunnen telen. De boer kan in principe wel een eindeloze behoefte aan geld ontwikkelen, maar de behoeftige is in principe niet in staat om een eindeloze hoeveelheid geld te creƫren.

Oftewel er staan in principe twee verschillende grootheden tegenover elkaar. Het voedsel dat groeit tegenover het geld dat niet groeit. Het voedsel dat verteerd wordt, tegenover het geld dat niet verteerd kan worden.

De economische transactie, die in evenwicht lijkt is toch fundamenteel uit evenwicht, zodat de behoeftige terecht komt in een chronisch tekort aan geld, terwijl de boer terechtkomt in een chronisch overschot aan geld. Het is duidelijk dat in dit basale voorbeeld, waarin verder afgezien is van de kosten van de boer en de mogelijkheden om geld te verdienen van de consument, de geldsroom zichzelf nooit zal kunnen regelen.

In dit basale voorbeeld wordt duidelijk dat de onzichtbare hand, die Adam Smith, een van de grondleggers van de economische wetenschap, heeft verondersteld, de basale problemen die uit zo’n transactie voortkomen niet kan oplossen. De boer zal namelijk steeds rijker worden en de consument steeds armer. Wanneer het moment aanbreekt dat de consument geen geld meer heeft, zullen de economische transacties gestopt moeten worden. Vervolgens heeft de boer geen klant meer en de consument gaat dood van de honger. Er ontstaat dus een voor beide partijen ongewenste situatie.

Leengeld als eerste oplossing
De boer kan echter ook slim zijn en geld lenen aan die consument. Dan kan de consument doorgaan met voedsel kopen en de boer kan doorgaan met produceren. Op korte termijn is het probleem dus opgelost. Beiden zijn ook heel tevreden, want de boer wordt steeds rijker en de consument kan gewoon doorgaan met zijn leven, de economie floreert.

Tot het moment dat de boer zich af gaat vragen of hij zijn lening ooit nog wel eens terug zal zien. Zodra hij zich realiseert dat dat niet het geval zal zijn, wanneer de consument geen mogelijkheden heeft om op een of andere wijze aan geld te komen, staat hij voor het vraagstuk om de toekomst vorm te geven.

  • Of hij gaat door op de oude voet en is blij met zijn illusie van rijkdom.
  • Of hij stopt er mee, heeft geen werk meer en de consument overlijdt
  • Of hij scheldt de consument zijn schulden kwijt, accepteert zijn verlies en begint vrolijk opnieuw.
  • Tegelijkertijd kan hij zich afvragen in hoeverre hij de consument voor hem kan laten werken en daarmee geld kan laten verdienen.


Schenkgeld als tweede oplossing en arbeidsdeling als derde oplossing

We zien dat de boer tot de ontdekking van schenkgeld is gekomen, vanuit de praktijk van de situatie. Tegelijkertijd zien we het begin van arbeidsdeling ontstaan, omdat de boer de consument voor andere dingen nodig heeft dan hij zelf kan. Wanneer de boer de consument zelf het boerenwerk laat doen, is de consument boer geworden en wordt het vraagstuk natuurlijk niet opgelost. In dat geval wordt de consument een soort slaaf van de boer. De boer zoekt dus naar werkzaamheden die hij zelf niet kan of niet graag doet.

We zien dat deze basale voorstelling van een economische transactie ons als vanzelf brengt naar het ontstaan van koopgeld, leengeld en schenkgeld. Tevens wordt duidelijk dat een verdere ontwikkeling van die economische transactie voert tot arbeidsdeling. Wanneer de boer een slimme boer is, ziet hij al van tevoren aankomen dat leengeld in deze situatie geen zin heeft. Daardoor zal hij sneller geneigd zijn om de consument te vragen voor betaalde klussen. Dan komt het ontstaan van arbeidsdeling voor het ontdekken van schenkgeld als oplossing voor de structurele polariteit tussen geld en voedingsmiddelen. Dit zien we ook in de maatschappij als geheel gebeuren. Koopgeld, leengeld en arbeidsdeling hebben zich al behoorlijk ontwikkeld. De ontwikkeling van schenkgeld staat echter nog in de kinderschoenen.

Jan Saal
Dronten 2009