In de Volkskrant van vandaag, 19 mei, betoogt Raymond Gradus, hoogleraar bestuur en economie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, dat een basisinkomen te duur en niet solidair zou zijn. Wat mij betreft betoogt hij dit vanuit bestuur en niet vanuit economie, omdat hij in zijn betoog geen enkel argument heeft dat slaat op economische, waarde vormende processen.
Bij waarde vormende processen spelen zowel producent als consument een rol. De producent verzorgt de waarde vormende beweging in het productieproces, terwijl de consument zijn aandeel in de waarde vorming levert door het product te willen kopen, de zogenaamde waarde vormende spanning. Wanneer mensen geen of weinig budget te besteden hebben in de economie, kunnen zij niet meedoen in dat waarde vormingsproces. Wanneer zij een basisinkomen zouden krijgen kunnen zij dat wel. Dat zal een versterkende invloed op het economische proces uitoefenen. Het getuigt mijns inziens niet van hoogleraarschap wanneer je dit effect buiten de redenering laat.
Ook zijn andere argumenten zijn niet helemaal valide.
Wanneer hij aangeeft dat er al snel een tekort zal ontstaan van 70 miljard euro, doet hij geen enkele poging om dat bedrag te onderbouwen of om wegen te zoeken waarbij dat tekort niet zou ontstaan of verminderen. Dat doet vermoeden dat hij op voorhand tegen is en gewoon een bedrag wil noemen waar iedere bestuurder wel van moet schrikken, een tekort van 70 miljard euro. Toch zijn er door verschillende mensen al berekeningen gemaakt waarbij het tekort veel lager uitvalt, nog afgezien van het effect op de economie dat ik eerder noemde. Daarbij is ook het voorstel gelanceerd om de inkomsten van mensen minder te belasten en de BTW te verhogen. Dit voorstel heeft zelfs steun bij de staatsecretaris voor economische zaken. Ook deze verandering heeft veel effect op de economie, maar lijkt de hoogleraar in dit verband te ontgaan.
Dan gaat de heer Gradus er bij zijn berekeningen consequent van uit dat het stelsel van basisinkomen in één keer voor iedereen zou moeten gelden. Dat is natuurlijk ook niet nodig. Het kan geleidelijk worden ingevoerd, waarbij bestaande uitkeringen geleidelijk worden omgevormd richting basis inkomen. Op die manier kunnen ook de economische veranderingen in het hele proces worden meegenomen. De kern van het basisinkomen is niet dat iedereen een van bedrag krijgt, maar dat diegenen die een basisinkomen krijgen niet aan allerlei verplichtingen hoeven te voldoen. Zij krijgen dat inkomen en mogen daarnaast gewoon werken. Het basisinkomen heeft dus niets te maken met mensen die verzorgd willen worden. Het gaat er om dat iedereen aan het economisch proces moet kunnen deelnemen, zoals ook de heer Gradus schijnt te willen.
Daarbij komen we meteen op misschien wel het belangrijkste tegenargument. De heer Gradus zegt dat echte wederkerigheid en solidariteit niet zomaar een uitkering kan zijn, maar dat iedereen meedoet in de economie. Dat is nu precies wat een basisinkomen wel kan bereiken in tegenstelling tot het mensen laten verkommeren die om een of andere bureaucratische reden van een inkomen verstoken blijven, zoals in de huidige situatie te veel voorkomt. Of mensen met een uitkering zodanig met regels te beknotten dat ze ook niet in staat zijn om aan het economische proces deel te nemen. Bovendien vergeet de heer Gradus dat veel mensen met een minimum uitkering net genoeg geld ter beschikking krijgen om de huur, de energie en de ziektekosten te betalen, zodat ook zij nauwelijks een bijdrage kunnen leveren aan de waarde vorming in het economische proces.
Helaas staat de heer Gradus niet alleen. Met hem zijn er veel economen die over de economie spreken, zonder enig begrip voor waarde vormende processen. Dat gaat tot op hoog niveau en heeft o.a. de huidige situatie in Griekenland tot gevolg. Ook daar brult de hele natie dat het onmogelijk is om aan de economische processen deel te nemen wanneer er onvoldoende koopkracht bij de bevolking overblijft. Deze wanhoopskreet is terecht. Dus bij het zoeken naar oplossingen zou daarmee gerekend moeten worden. Mijn oplossing in die situatie zou zijn om de drachme weer in te voeren, naast de euro. Het is mijns inziens de grote vergissing geweest bij de invoering van de euro, om de landelijke valuta’s af te schaffen. Daardoor komen de minder presterende regio’s in dezelfde situatie als de minder bedeelden in de maatschappij. Geleidelijk wordt hun de mogelijkheid ontnomen om aan de economische, waarde vormende processen deel te nemen. Daardoor worden ze tot armoede en slavernij veroordeeld, wanneer ze eenmaal op de glijbaan zitten van minder inkomsten dan kosten. Bovendien gaan juist mensen die weinig of geen arbeid verrichten in de hogere regionen van de maatschappij er met veel geld vandoor in de vorm van hoge salarissen en bonussen. Een duidelijk signaal dat de verdeling van inkomens niet uitsluitend gekoppeld kan zijn aan de verdeling van werk.
Om daar oplossingen voor te vinden is een vernieuwd en verdiept economisch denken nodig en niet het halve geld denken van de heer Raymond Gradus.
Jan JC Saal