Armoede ontstaat mede doordat het geld niet goed begrepen wordt
Armoede lijkt een fenomeen te zijn van alle tijden. Toch is dat niet helemaal waar. In kleine gemeenschappen, waar het geld nauwelijks toegang heeft, worden alle mensen in een gemeenschap opgenomen en bestaat armoede eigenlijk niet. Ieder doet dan wat in zijn of haar vermogen ligt en alles wordt gezamenlijk gedeeld. In zulke gemeenschappen bestaat echter meestal wel een cultuur van macht en autoriteit. Daardoor kan afwezigheid van armoede echter ook betekenen de aanwezigheid van slavernij, omdat sommige mensen tot bepaalde arbeid gedwongen worden. Dat is natuurlijk geen echte oplossing.
Sinds de introductie van geld in de maatschappij is ook de armoede steeds frappant zichtbaar geworden. Armoede lijkt te ontstaan door gebrek aan geld. Oppervlakkig gezien is dat natuurlijk ook waar. Het wordt ook meer waar, naarmate een maatschappij steeds meer rust op geld als tegenwaarde van prestaties.
Het niet goed begrijpen van het geld en de werking van het geld is echter de echte oorzaak van armoede. Vooral wanneer dit onbegrip gecombineerd wordt met een gebrek aan sociale ontwikkeling van mensen die wat over geld te zeggen hebben. Daarmee bedoel ik dat mensen die iets over geld te zeggen hebben vaak een onvermogen laten zien om zich te verdiepen in sociale vraagstukken. Het is toch niet zo moeilijk om in te zien dat wanneer we steeds meer machines inzetten bij het werk, steeds meer mensen geen toegang tot het werk kunnen krijgen. Wanneer je er dan toch vanuit blijft gaan dat mensen alleen met werken geld kunnen verdienen, veroordeel je een aantal mensen tot armoede, omdat ze die toegang tot het werk niet kunnen vinden. Tegelijk blijft werken voor geld eigenlijk een vorm van slavernij, die eigenlijk alleen overeind kan blijven door gebrek aan geld bij een groot aantal mensen. Zij worden om het geld tot werk gedwongen wat ze eigenlijk niet willen doen. Dit is een heel duidelijke omschrijving van slavernij.
Omdat de werkelijke tegen-waarde (dus niet de nominale waarde) van geld eigenlijk pas ontstaat in een kooptransactie, zijn we als mensheid tot de vergissing gekomen dat geld verwerven en prestaties verrichten direct aan elkaar gekoppeld dienen te zijn, oftewel iedereen moet werken voor zijn geld. Arbeid en inkomen zijn daardoor in ons denken aan elkaar gekoppeld. Eigenlijk is dat onzin, omdat het verdelen van werk een economisch vraagstuk is en het verdelen van geld een sociaal vraagstuk is.
Wanneer we een mens gedurende zijn of haar leven volgen, dan zien we dat elke mens levensperioden kent, waarin hij niet tot productieve arbeid in staat is, zoals in de kindertijd, bij ouderdom of in geval van ziekte. Bovendien zijn er tal van mensen die wegens ziekte of handicap niet of nauwelijks ingezet kunnen worden in een productieproces. Daarnaast zien we dat prestaties die uit een arbeidsproces voortkomen steeds minder het gevolg zijn van de inspanningen van mensen. Steeds meer zijn de prestaties het gevolg van het samenwerken van mensen, natuur, techniek en energie.
Het gevolg hiervan is, dat het louter koppelen van arbeid en inkomen aan elkaar een wereld veroorzaakt met armoede en gebrek naast rijkdom en overvloed. De armen zijn niet in staat om hun arbeidskracht op een gewaardeerde manier in het economisch proces in te zetten, terwijl de rijken weten te profiteren van de arbeidskracht van anderen, van hun maatschappelijke positie en van de arbeidskracht van machines en automatisering.
Wanneer de waarde van prestaties en van geld in transacties ontstaat, hoe moeten we dan het geld verdelen, wil er een gezonde menselijke maatschappij mogelijk kunnen zijn? Mensen en instellingen die geld uit transacties ontvangen hebben vervolgens eigenlijk de opgave om de binnengekomen gelden goed en eerlijk te verdelen. Het is niet hun geld wat zij ontvangen, maar ons geld.
Bijvoorbeeld: wanneer een kassière bij een warenhuis zou denken dat het geld dat zij ontvangt tijdens haar werk, haar geld zou zijn, dan zou ze snel rijk worden maar ook snel ontslagen worden, omdat die gedachten niet passen bij haar functie binnen het geheel.
In feite is deze redenering voor alle mensen binnen een maatschappelijk geheel van toepassing. Doordat deze werkelijkheid niet goed wordt begrepen, gaan mensen zo met hun geld om, dat ze alleen zichzelf daarbij als uitgangspunt nemen. Daardoor verkommert makkelijk de rest van de maatschappij. Mensen die daar uiteindelijk het slachtoffer van zijn, leven dan in armoede.
Pas vanuit dit inzicht, dat elke mens het geld dat hij ontvangt moet herverdelen in de maatschappij, kan een einde gemaakt worden aan financiële armoede. Dat is overigens volgens mij nog maar het begin van de aanpak van armoede in het algemeen. Armoede kan op veel gebieden toeslaan. Bijvoorbeeld een gebrek aan voeding, gebrek aan woonruimte, gebrek aan kwaliteit, gebrek aan erkenning, gebrek aan contact of gebrek aan ontwikkeling. Armoede kent veel gezichten. Het is ook onzin om te denken dat de aanpak van financiële armoede al die andere tekorten kan oplossen. Voor echte oplossingen is persoonlijke ontwikkeling noodzakelijk, waarbij de begrippen koopgeld (waardevorming), leengeld (waarde verplaatsing) en schenkgeld (waarde consumptie) een belangrijke rol zullen kunnen spelen.
Jan JC Saal
Mei 2012